Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1317, AWB - 20 _ 9909
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1317, AWB - 20 _ 9909
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 maart 2022
- Datum publicatie
- 21 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:1317
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 9909
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9909
uitspraak van 16 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 1 december 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.801 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 148 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.66.01).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022 te Roermond.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 december 2021 aan haar op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen op 29 december 2021. Uit de aantekeningen op die enveloppe en de Track&Trace informatie op de website van PostNL, die door de griffier in het dossier zijn gevoegd, leidt de rechtbank af dat (i) de bezorgpoging op 10 december 2021 is mislukt (vermoedelijk wegens afwezigheid van belanghebbende, (ii) dat de zending vervolgens op 11 december 2021 is afgeleverd bij een PostNL-punt en (iii) dat belanghebbende de uitnodiging daar niet heeft afgehaald vóór 27 december 2021.
Op 29 december 2021 heeft de griffier schriftelijke inlichtingen van de gemeente opgevraagd, waaruit blijkt dat belanghebbende op die datum in de basisregistratie persoonsgegevens ingeschreven stond op het door haar opgegeven adres. Op diezelfde datum is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan belanghebbende toegezonden. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Feiten
Belanghebbende leeft gescheiden van [ex-partner] (ex-partner).
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2016 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning dat als volgt is opgebouwd.
Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking |
€ 42.315 |
Reisaftrek |
€ 1.970 (-/-) |
Uitgaven onderhoudsverplichting |
€ 22.000 (-/-) |
Specifieke zorgkosten |
€ 2.729 (-/-) |
Scholingsuitgaven |
€ 1.850 (-/-) |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 13.766 |
De inspecteur is bij het vaststellen van de definitieve aanslag IB/PVV 2016 afgeweken van de ingediende aangifte. Daarbij is de aftrek in verband met alimentatie en specifieke zorgkosten gecorrigeerd naar € 19.200 respectievelijk € 2.344. De aftrek in verband met scholingsuitgaven is niet in aftrek toegelaten.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
- -
-
Heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen?
- -
-
Heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek van specifieke zorgkosten?
- -
-
Heeft belanghebbende recht op aftrek van scholingsuitgaven?
Onderhoudsverplichting
Als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen worden (onder meer) aangemerkt betalingen van alimentatie aan een ex-partner.1 Aftrek voor de alimentatie is mogelijk voor zover die in 2016 is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden.2
Belanghebbende betoogt dat zij recht heeft op meer aftrek in verband met de door haar betaalde alimentatie aan haar ex-partner in de vorm van contante gelden (€ 1.200) en betalingen via de ING bank (€ 1.600) aan [a] , de tante van de ex-partner.
De bewijslast dat belanghebbende recht heeft op (een hogere) aftrek van uitgaven voor onderhoudsverplichtingen rust op haar. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende niet geslaagd in haar bewijslast. Ten aanzien van de contante betalingen heeft belanghebbende geen objectieve stukken overgelegd waaruit vastgesteld kan worden dat sprake is van alimentatie die in 2016 is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. Ten aanzien van de betalingen via de ING-bank aan de tante van de ex-partner is – mede gelet op de betwisting door de inspecteur – niet aannemelijk geworden dat sprake is van alimentatiebetalingen als zodanig. De inspecteur heeft de aftrek in verband met uitgaven voor onderhoudsverplichtingen dan niet te laag vastgesteld.
Specifieke zorgkosten
Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op meer aftrek van specifieke zorgkosten.
De bewijslast dat belanghebbende recht heeft op (een hogere) aftrek van specifieke zorgkosten rust op haar. De inspecteur heeft de aftrek vastgesteld conform de door belanghebbende ingediende bewijsstukken. Voor het meerdere (€ 385) kan de rechtbank – mede gelet op de betwisting door de inspecteur – niet vaststellen of het kosten betreffen die drukken op belanghebbende of dat deze niet op enige wijze zijn beperkt van aftrek.3 De inspecteur heeft de aftrek van specifieke zorgkosten dan niet te laag vastgesteld.
Scholingsuitgaven
Belanghebbende heeft betoogt dat zij recht heeft op scholingsuitgaven maar heeft op geen enkele wijze – hoewel dat op haar weg ligt – aannemelijk gemaakt dat de door haar aangegeven cursuskosten op haar drukken of dat die kosten kwalificeren als scholingsuitgaven.4 De inspecteur heeft de aftrek van scholingsuitgaven terecht geweigerd.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 16 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.