Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1319, AWB - 20 _ 9710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1319, AWB - 20 _ 9710

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 maart 2022
Datum publicatie
21 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:1319
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9710

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9710

uitspraak van 15 maart 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 19 oktober 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2019 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.889 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.96.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is woonachtig in [land] .

2.2.

Belanghebbende ontving in 2019 de volgende inkomsten uit Nederland.

[inkomstenbron 1]

€ 13.656

[inkomstenbron 2]

€ 22.196

Totaal

€ 35.852

2.3.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2019 ingediend waarbij zij heeft aangekruist dat zij dient te worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd.

Loon

€ 35.852

Aftrek geringe eigen woningschuld

€ 1.100 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 34.752

2.4.

Bij de aangifte is een brief gevoegd waarin belanghebbende verzoekt om een teruggave van ingehouden Nederlandse dividendbelasting ten bedrage van € 361,27.

2.5.

De inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2019 afgeweken van de ingediende aangifte. Belanghebbende is niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd.

Loon

€ 35.852

Inkomsten eigen woning

€ 1.137 (+)

Aftrek geringe eigen woningschuld

€ 1.100 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 35.889

2.6.

Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

Geschil

2.7.

In beroep is enkel nog in geschil of belanghebbende recht heeft op verrekening van dividendbelasting als voorheffing in de inkomstenbelasting.

Beoordeling

2.8.

Voor de inkomstenbelasting is de geheven dividendbelasting een voorheffing.1 Voor buitenlandse belastingplichtigen wordt als voorheffing aangewezen de geheven dividendbelasting die betrekking heeft op bestanddelen van het verzamelinkomen.2 Onder verzamelinkomen in de zin van die bepaling wordt verstaan Nederlands inkomen, waaronder ook belastbare inkomsten uit sparen en beleggen in Nederland.3 Indien dus dividendbelasting is ingehouden op – kort en, gelet op wat hier relevant is, iets onzuiver gezegd – inkomsten uit niet als effecten gehouden aandelen van Nederlandse ondernemingen, bestaat recht op verrekening.

2.9.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen recht op verrekening van dividendbelasting in de inkomstenbelasting. Gelet op het wettelijk kader dat is neergelegd in overweging 2.8 vormt de ingehouden dividendbelasting voor een buitenlandse belastingplichtige enkel een voorheffing voor zover deze betrekking heeft op zijn belastbaar inkomen in Nederland. Belanghebbende verzoekt om een verrekening van dividendbelasting die samenhangt met door haar gehouden effecten. Op grond van de wet is een dergelijke verrekening niet mogelijk.

Conclusie

2.10.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 15 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.