Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1378, AWB - 21 _ 2642
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1378, AWB - 21 _ 2642
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 maart 2022
- Datum publicatie
- 23 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:1378
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2642
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2642
uitspraak van 18 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , Duitsland,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Motivering
Bij brief van 20 maart 2021 heeft belanghebbende gereageerd op de uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.86.01. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 49,00. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 26 november 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten overvloede
Het is niet geheel duidelijk wat er wordt bestreden, omdat de rechtbank niet in bezit is van de bestreden beslissing en of belanghebbende met het indienen van de stukken bij de inspecteur heeft beoogd de uitspraak op bezwaar te bestrijden. Als dat wel het geval is, dan heeft de inspecteur de stukken terecht doorgestuurd als beroepschrift. In dat geval is het beroep niet-ontvankelijk omdat het griffierecht niet-tijdig heeft betaald (zie hiervoor).
Mogelijk dat belanghebbende met het indienen van de stukken niet heeft beoogd de uitspraak op bezwaar te bestrijden, maar alleen heeft gewild dat de inspecteur de aanslag opnieuw beoordeelt op basis van de stukken. Als dat het geval is, moet belanghebbende dit de inspecteur laten weten. De inspecteur kan dan de stukken in behandeling nemen als verzoek om ambtshalve vermindering.
2 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.