Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2033, BRE-21_5924
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2033, BRE-21_5924
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 april 2022
- Datum publicatie
- 22 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2033
- Zaaknummer
- BRE-21_5924
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/5924
uitspraak van 15 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
Mr. D.A.N. Bartels, die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens [belanghebbende],
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen,
de heffingsambtenaar.
Motivering
Mr. D.A.N. Bartels (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen een beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken, die is afgegeven ten aanzien van [belanghebbende] (hierna: de belastingplichtige).
Bij het beroepschrift is geen schriftelijke machtiging meegestuurd. Dat had wel gemoeten, aangezien het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en niet gebleken is dat de verzender van het beroepschrift advocaat is. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 31 december 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief. Ook is daarbij verzocht een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
Bij brief van 13 januari 2022 heeft de gesteld gemachtigde een volmacht overgelegd.
Omdat er geen uittreksel uit het handelsregister is overgelegd kan niet beoordeeld worden wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon gerechtigd is beroep in te stellen. Dit betekent dat er nog steeds sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij aangetekende brief van 22 februari 2022 verzocht een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen.
De brieven van 31 december 2021 en 22 februari 2022 bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gesteld gemachtigde heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.