Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2042, BRE-21_4485
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2042, BRE-21_4485
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 april 2022
- Datum publicatie
- 25 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2042
- Zaaknummer
- BRE-21_4485
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4485
uitspraak van 15 april 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[gemachtigde] die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens [belastingplichtige],
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
1 Motivering
[gemachtigde] (hierna: de gesteld gemachtigde) heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] te [plaats], die is afgegeven ten aanzien van [belastingplichtige] (hierna: de belastingplichtige).
Partijen kunnen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen en de rechter kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen1.
Bij het beroepschrift is geen schriftelijke machtiging meegestuurd. Dat had wel gemoeten, aangezien het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en niet gebleken is dat de verzender van het beroepschrift advocaat is. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 1 november 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen. De griffier heeft in die brief verzocht om i) een schriftelijke machtiging toe te sturen en ii) een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar).
Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 11 januari 2022 met een laatste termijn van twee weken.
Bij brief van 14 januari 2022 reageert de gesteld gemachtigde. De gesteld gemachtigde heeft bij die brief een volmacht overgelegd en een uittreksel uit het handelsregister toegestuurd van 15 juli 2020.
De griffier heeft de gesteld gemachtigde bij aangetekende brief van 9 maart 2022 verzocht om een uittreksel uit het handelsregister van niet ouder dan één jaar en een laatste termijn van twee weken na dagtekening van de brief gegeven om het verzuim te herstellen.
De brieven van 1 november 2021, 11 januari 2022 en 9 maart 2022 bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief van 9 maart 2022 afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gesteld gemachtigde heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.