Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2101, AWB - 20 _ 6261
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2101, AWB - 20 _ 6261
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 april 2022
- Datum publicatie
- 25 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2101
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 6261
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Zaaknummer BRE 20/6261
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 14 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
gemachtigde: [gemachtigde],
en
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 72.000,-. In hetzelfde geschrift heeft de heffingsambtenaar ook de aanslagen rioolheffing, afvalstoffenheffing, watersysteemheffing en zuiveringsheffing 2020 (aanslagnummer [aanslagnummer]) bekend gemaakt (hierna: de aanslagen).
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In de uitspraak op bezwaar van 10 april 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, [naam], en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar].
Overwegingen
1. Belanghebbende is huurder en gebruiker van de woning.
2. Tussen partijen is in geschil of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
3. Uit de door de heffingsambtenaar ter zitting overlegde beslissing van 21 juli 2021 volgt dat het verzoek van belanghebbende om kwijtschelding van de onderhavige aanslagen, alsmede die van het daarop volgende jaar, volledig is toegewezen.
4. Partijen zijn het er, gelet op voormelde beslissing en het feit dat belanghebbende niet langer in de woning woont, over eens dat eiser niet langer een procesbelang heeft. De rechtbank is het daarmee eens.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten en griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 14 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: