Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2113, AWB - 18 _ 6754
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2113, AWB - 18 _ 6754
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 april 2022
- Datum publicatie
- 2 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2113
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 6754
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/6754
uitspraak van 20 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden beslissingen
De uitspraak van de inspecteur van 31 augustus 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (de aanslag) alsmede de daarbij gegeven beschikking belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer]), alsmede de in hetzelfde geschrift vervatte afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022 te Breda. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur]. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen (zie rov. 2.1 tot en met 2.3).
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2014 ongegrond;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan haar vergoedt.
2 Gronden
Vooraf
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 februari 2022 op het adres [adres] te [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Op 25 maart 2022 is de uitnodiging nogmaals per gewone post aan belanghebbende toegezonden.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 23 oktober 2018 verzocht om domicilie in Nederland te kiezen. Belanghebbende heeft geen domicilie in Nederland gekozen. Op 16 januari 2020 heeft de rechtbank een stuk van belanghebbende ontvangen waaruit zij het in 2.1 genoemde adres kan afleiden.
Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende op de voorgeschreven wijze uitgenodigd. Het risico dat stukken belanghebbende niet of te laat bereiken komt voor haar rekening.1 De rechtbank merkt op dat belanghebbende ook eerder op dit risico is gewezen in de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2020.2 Uit de stukken van het geding leidt de rechtbank ook af dat deze uitspraak van het Gerechtshof belanghebbende heeft bereikt op het door het Hof genoemde adres, aangezien belanghebbende tegen de betreffende uitspraak cassatie heeft ingesteld. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Feiten en geschil
De inspecteur heeft met dagtekening 14 december 2017 de aanslag aan belanghebbende opgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende bij brief, ontvangen door de inspecteur op 6 april 2018, bezwaar gemaakt. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Het bezwaar is daarom door de inspecteur ook in behandeling genomen als een verzoek om ambtshalve vermindering. Partijen hebben in dat kader ook ingestemd met een direct beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
Tussen partijen is in geschil of het bezwaar tegen de aanslag terecht niet-ontvankelijk is verklaard, en zo nee, of belanghebbende een verlies kan verrekenen met de aanslag.
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar
Belanghebbende stelt in haar beroepschrift dat zij de aanslag pas maanden na de dagtekening van 14 december 2017 heeft ontvangen. De rechtbank leest in haar stelling een betwisting van de verzending van de aanslag op de genoemde datum en daarmee de betwisting van de bekendmaking van de aanslag. Het is aan de inspecteur om de verzending van de aanslag op de genoemde datum aannemelijk te maken.3 De inspecteur heeft geen verzendadministratie overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag verzonden is op 14 december 2017 aan belanghebbende. Gelet op het hiervoor overwogene heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tijdens het vooronderzoek ingestemd met het overslaan van de bezwaarfase voor de gegeven 9.6-beschikking. Indien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de inspecteur, had de rechtbank ook inhoudelijk geoordeeld over het geschil. Gelet op deze omstandigheid in combinatie met het oog op proceseconomie is de rechtbank van oordeel dat er een goede grond bestaat om zelf in de zaak te voorzien, en de zaak niet terug te wijzen naar de inspecteur.
Verliesverrekening
Belanghebbende stelt dat ze nog een verrekenbaar verlies heeft van € 55.682 en heeft in dat verband een beschikking uit het jaar 2010, met een dagtekening van 28 september 2011 overgelegd. De inspecteur verwijst naar de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2020.4 De rechtbank maakt uit de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam op dat er na 2012 geen verlies meer te verrekenen is. Gelet op het overgelegde arrest van de Hoge Raad wat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie tegen deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam, is de betreffende uitspraak van Gerechtshof Amsterdam onherroepelijk. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat belanghebbende ook in het jaar 2013 geen verrekenbaar verlies meer heeft of heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat zij verlies kan verrekenen met haar belastbaar inkomen uit werk en woning en dat in zoverre de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is vastgesteld. Het voorgaande betekent ook dat het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering niet kan slagen.
Conclusie
Gelet op het in 2.6 overwogene is het beroep gegrond verklaard voor zover het zich richt tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Het beroep is ongegrond voor zover het zich richt tegen de hoogte van de aanslag en de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 20 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.