Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2174, AWB - 21 _ 807
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2174, AWB - 21 _ 807
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 april 2022
- Datum publicatie
- 11 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2174
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 807
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet van een samenvatting voorzien.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/807
uitspraak van 21 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te Maastricht,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 30 januari 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde verzuimboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, mr. [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende is op 27 september 2018 opgericht. Zij heeft een eerste verlengd boekjaar van 27 september 2018 tot en met 31 december 2019 (hierna: 2018/2019). De activiteiten van belanghebbende bestaan uit fiscale advieswerkzaamheden, met name op het gebied van omzetbelasting en overdrachtsbelasting. Enig aandeelhouder is [persoon] .
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte Vpb 2018/2019. In de aanmaning is vermeld dat de uiterste indieningstermijn 18 september 2020 is.
De inspecteur heeft op 31 oktober 2020 ambtshalve een aanslag Vpb 2018/2019 opgelegd, omdat belanghebbende geen aangifte Vpb 2018/2019 heeft ingediend. Bij de aanslag heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 2.757.
In de bezwaarfase heeft belanghebbende alsnog aangifte Vpb 2018/2019 gedaan. Daaruit volgt dat belanghebbende in het boekjaar 2018/2019 een omzet heeft behaald van € 9.168.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de verzuimboete verminderd tot € 500.
Tussen partijen is in geschil of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
De inspecteur kan een verzuimboete opleggen aan de belastingplichtige als deze niet (tijdig) heeft voldaan aan zijn aangifteverplichtingen (artikel 67a, lid 1, van de AWR). Hiervan is sprake als de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn zijn aangifte indient. De mate van verwijtbaarheid speelt bij een verzuimboete geen rol, tenzij sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Belanghebbende heeft op de zitting erkend dat avas niet speelt en dat zij in verzuim was tijdig aangifte te doen. De inspecteur kon op basis van de wet dan ook een verzuimboete opleggen.
Belanghebbende heeft evenwel aangevoerd dat de boete moet worden vernietigd dan wel verminderd, omdat deze disproportioneel is en niet passend. In dat kader voert belanghebbende aan dat zij te goeder trouw was en slechts sprake is van een vergissing. Zij heeft de aangifte Vpb 2018/2019 over het hoofd gezien en haar accountant heeft haar er ook niet op gewezen. Alle omzet van belanghebbende is aangegeven in de aangifte van Porthos Advies en Beheer B.V., waardoor feitelijk niet te weinig belasting is betaald. Tot slot wijst belanghebbende op de beperkte omzet en het bedrag van de verschuldigde belasting.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de hoogte van de boete voorop dat een verzuimboete dient als prikkel om aan aangifteverplichtingen te voldoen. Een verzuimboete is onafhankelijk van de hoogte van het bedrag van de verschuldigde belasting. Het bedrag van de verschuldigde belasting kan echter wel meewegen bij het oordeel of de boete passend en geboden is. Verder neemt de rechtbank in haar beoordeling mee dat de wetgever de maximum verzuimboete bij aanslagbelastingen heeft verhoogd om zo de bereidheid van belastingplichtigen te versterken om hun wettelijke verplichtingen na te komen.1
De rechtbank constateert dat de inspecteur bij uitspraak op bezwaar rekening heeft gehouden met het feit dat het een eerste verzuim betreft en met de financiële omstandigheden van belanghebbende. De boete bij uitspraak op bezwaar is daarom gematigd tot € 500. Dit bedrag acht de rechtbank in dit geval passend en geboden voor het verzuim van het niet doen van een tijdige aangifte, nadat daartoe is herinnerd en aangemaand en ruim de gelegenheid is geboden om tijdig aangifte te doen. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel, die doen daaraan immers niet af.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 21 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.