Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2273, AWB - 19 / 5411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2273, AWB - 19 / 5411

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 april 2022
Datum publicatie
2 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2273
Zaaknummer
AWB - 19 / 5411

Inhoudsindicatie

Artikel 3.65 Wet IB 2001. Verzoek geruisloze omzetting terecht afgewezen. Niet is voldaan aan de voorwaarde dat een onderneming ingebracht moet worden. Na staking van een deel van de onderneming zijn de resterende ingebrachte activiteiten op het overgangstijdstip niet aan te merken als een onderneming. Vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/5411

uitspraak van 26 april 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking van 23 mei 2019 het verzoek van belanghebbende om geruisloze omzetting op de voet van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) van haar (aandeel in de) onderneming met de naam [VOF 1] ( [VOF 1] ) in de vennootschap [BV] ( [BV] ) afgewezen.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 september 2019 de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 oktober 2019, ontvangen bij de rechtbank op 22 oktober 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk, gedagtekend 22 februari 2022, ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde H.J. Rosenboom, verbonden aan Kubus Belastingadviseur te Doesburg, haar echtgenoot [echtgenoot] en [persoon] , verbonden aan [administratiekantoor] (het administratiekantoor van [VOF 1] / [BV] ), en namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Ter zitting is tevens behandeld het beroep van [echtgenoot] , zaaknummer BRE 19/5412, betreffende een aan hem gerichte beschikking geruisloze omzetting. Voor zover in die zaak door partijen stukken zijn overgelegd, worden die stukken geacht ook in de onderhavige procedure te zijn overgelegd. Tevens wordt hetgeen door partijen in die zaak voor het overige is aangevoerd, aangemerkt als te zijn aangevoerd in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Op 20 juli 2011 zijn belanghebbende en haar echtgenoot onder de naam [inspecteur 2] een vennootschap onder firma aangegaan ( [VOF 1] ). In de overeenkomst van 20 juli 2011 is, onder meer, het volgende bepaald:

“Artikel 1: Naam en doel

De vennootschap draagt de naam [inspecteur 2] en heeft ten doel het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van een restaurant met Bed + Breakfast, met al hetgeen daartoe in ruimste zin behoort.

(…)

Artikel 3: Tijdsduur

De vennootschap is door de vennoten opgericht per 20-07-2011 en aangegaan voor onbepaalde tijd.”

2.2.

Het restaurant met Bed + Breakfast (B&B) werd geëxploiteerd vanuit een pand aan de [adres] te [woonplaats] (het pand), dat in eigendom was van de ouders van belanghebbende. Het pand werd verhuurd aan [VOF 1] . Op 14 oktober 2011 is een tot de stukken van het geding behorende huurovereenkomst getekend, waarin onder meer een koopoptie met verbouwcompensatie is opgenomen.

2.3.

Op 14 augustus 2017 is de [VOF 2] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Er waren drie maten: de heer [A] , belanghebbende en haar echtgenoot. Op 14 februari 2018 zijn belanghebbende en haar echtgenoot uitgetreden als vennoot en is [VOF 1] ingeschreven als tweede vennoot van [VOF 2] . Vanwege de hoge ontwikkelingskosten van een in het kader van het [handelskenmerk] concept benodigde app, hebben de activiteiten geruime tijd ‘on hold’ gestaan en zijn eerst in 2020 en 2021 daarmee (bescheiden) omzetten behaald.

2.4.

Op 14 december 2017 hebben belanghebbende en haar echtgenoot in eigen beheer een kookboek uitgegeven met in de keuken van het restaurant ontwikkelde recepten. Het kookboek is verkocht in het restaurant, in vijf winkels in [woonplaats] en tijdens door belanghebbende en haar echtgenoot gehouden kookworkshops (zie 2.7 hierna). Er zijn 620 kookboeken uitgegeven, die inmiddels bijna allemaal zijn verkocht.

2.5.

Op 2 juni 2018 heeft [VOF 1] de activiteiten met betrekking tot het restaurant met B&B gestaakt. Met dagtekening 7 september 2018 is een koopovereenkomst met betrekking tot het pand getekend tussen de moeder van belanghebbende en een derde. Het pand is op 8 februari 2019 geleverd. De in 2.2 bedoelde huurder en verhuurder zijn een huurderscompensatie voor een verbouwing overeengekomen, als gevolg waarvan door [VOF 1] bij de beëindiging van de huur een winst is gerealiseerd van € 402.237 (€ 564.179 huurderscompensatie -/- € 161.942 boekwaarde verbouwing ultimo 2018). Deze opbrengst is aangewend in de hierna in 2.9 vermelde B.V.

2.6.

In 2018 is [VOF 1] onder de naam ‘ [Consultants] ’ zich gaan richten op andere horecaondernemers. In dat kader houden belanghebbende en haar echtgenoot zich bezig met het adviseren en begeleiden van horecaconcepten, het geven van trainingen en het creëren van succesvolle horecazaken. Ook het geven van onderwijs is één van de activiteiten van [Consultants] . Met dagtekening 6 september 2018 is de eerste factuur inzake de consultancywerkzaamheden verstuurd. In oktober en november 2018 heeft belanghebbende onderwijs gegeven.

2.7.

Belanghebbende en haar echtgenoot gaven in de keuken van het restaurant op incidentele basis (ongeveer twee keer per jaar) kookworkshops. Na de verkoop van het restaurant werden de kookworkshops gehouden in een gehuurde kookstudio.

2.8.

Met dagtekening 26 september 2018 hebben belanghebbende en haar echtgenoot een intentieverklaring getekend, waarin is vermeld dat de onderneming van [VOF 1] vanaf 1 januari 2018 wordt gedreven voor rekening en risico van [BV] . In de intentieverklaring is, onder meer, het volgende bepaald:

“1. (...) De ondergetekenden zullen hun onder de naam " [VOF 1] " gedreven

onderneming in [BV] inbrengen. De ondergetekenden zijn gerechtigd de uiteindelijke naam van de BV nog te wijzigen. (…)

2. De BV zal onder meer ten doel hebben het ontwikkelen en het uitoefenen van activiteiten gericht op de horecasector.

(…)

6. Terzake van de inbreng in de BV zal een beroep worden gedaan op artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001, zodat de inbreng fiscaal geruisloos zal plaatsvinden.

7. De hierboven onder 1 genoemde inbreng zal plaatsvinden naar de waarde per 31 december 2017 en terugwerken naar 1 januari 2018.

8. De ingebrachte onderneming " [VOF 1] ' zal met ingang van 1 januari 2018 voor rekening en risico van [BV] worden gedreven.”

2.9.

Op 18 maart 2019 hebben belanghebbende en haar echtgenoot [BV] opgericht. Zij hebben de onderneming van [VOF 1] ingebracht als storting op de aandelen. De akte van inbreng vermeldt onder meer:

“1. De inbreng omvat alle activa van de vorenbedoelde onderneming [VOF 1]

, hierna te noemen: de onderneming, onder de verplichting voor de

vennootschap alle passiva van de onderneming voor haar rekening te nemen en

als haar eigen schuld te voldoen, één en ander zoals nader aangeduid in de aan

deze akte te hechten en door de inbrengers gewaarmerkte inbrengbalans per één

januari tweeduizend achttien; deze balans hierna te noemen: de inbrengbalans en

deze datum hierna te noemen: de inbrengdatum.”

2.10.

De verdeling van de omzet van de diverse activiteiten is als volgt (in €):

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019, 1e kwartaal

Restaurant + B&B

398.866

370.814

402.997

386.704

347.332

153.777

Kookboek

4.314

10.293

130

Kookwork-

shops + koken op locatie

4.168

4.128

Consultan-cy + lesgeven

17.808

32.847

[handelskenmerk]

2.10.

Bij brief van 8 april 2019 heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht om afgifte van een beschikking geruisloze omzetting als bedoeld in artikel 3.65 Wet IB 2001.

2.11.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 23 mei 2019 het verzoek om geruisloze omzetting afgewezen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de inspecteur terecht afwijzend heeft beschikt op het verzoek van belanghebbende om met toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001 haar aandeel in [VOF 1] in te brengen in [BV] .

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot toewijzing van belanghebbendes verzoek om een geruisloze omzetting. Verder concludeert belanghebbende tot veroordeling van de inspecteur in de werkelijke proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep alsmede het vooroverleg heeft moeten maken, en verzoekt zij om toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3.5.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.


4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing