Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2276, AWB - 17 _ 7668
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2276, AWB - 17 _ 7668
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 april 2022
- Datum publicatie
- 3 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2276
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 7668
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting, artikel 27e AWR.
Belanghebbende is firmant in een VOF die een Grieks restaurant exploiteert. Op basis van een vergelijking in het kader van het strafrechtelijk onderzoek is geconcludeerd dat in de administratie van de VOF niet alle kassabonnummers en bijbehorende bedragen zijn opgenomen zoals die uit het kassasysteem blijken. Het voorgaande in samenhang bezien met een notitie van de bedrijfsleider waarin wordt beschreven op welke wijze digitaal verwerkte omzet in de administratie kon worden gewist én de verklaringen van de ex-werknemers van de VOF dat zij een gedeelte van hun loon zwart kregen uitbetaald, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de administratie van de VOF niet kan dienen als grondslag voor de winstberekening. De inspecteur heeft voldaan aan een gemotiveerde schatting van de winst door aan te sluiten bij de correcties als berekend in het rapport boekenonderzoek. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De navorderingsaanslagen berusten op een redelijke schatting en belanghebbende heeft niet aan de verzwaarde bewijslast voldaan. De navorderingsaanslagen blijven gehandhaafd.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/7668 en BRE 17/7669
uitspraak van 21 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser] , gevestigd te [vestigingsplaats]
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur,
en
de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (vpb) opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer 2] V.17.0112), berekend naar een belastbaar bedrag van € 56.426. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 842 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag vpb opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer 2] V.26.0112), berekend naar een belastbaar bedrag van € 31.591. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 871 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 oktober 2017 de (navorderings)aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij twee afzonderlijke beroepschriften op 29 november 2017 beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van in totaal € 666 (2 keer € 333).
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Na het indienen van het verweerschrift heeft belanghebbende op 11 januari 2018 en 31 januari 2022 aanvullende stukken ingediend. De inspecteur heeft eveneens op 31 januari 2022 een aanvullend stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigde van belanghebbende, mr. R.B.H. Beune, verbonden aan BeuneFaber Advocaten-Belastingkundigen te Nijmegen, en namens de inspecteur, [inspecteur 2] en [inspecteur 1] Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van die zitting waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen is verstuurd. Ter zitting zijn gelijktijdig met de zaken van belanghebbende ook zaken van twee andere belastingplichtigen behandeld.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Aandeelhouders van belanghebbende zijn [aandeelhouder] en [aandeelhouder 1] .
Belanghebbende houdt alle aandelen in [bedrijf] B.V. (hierna: de BV). Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vpb, met de BV als dochtermaatschappij.
De BV is firmant in de vennootschap onder firma ‘ [bedrijf] Oosterhout V.O.F.’ (hierna: de VOF). Tot 31 december 2012 waren de overige firmanten in de VOF, [aandeelhouder] , [aandeelhouder 1] , en [firmant 1] . Per 1 januari 2012 is [firmant 1] uitgetreden als firmant waarbij hij zijn aandeel heeft overgedragen aan [aandeelhouder] . De activiteiten van de VOF bestaan uit het exploiteren van een Grieks restaurant. De BV is gerechtigd tot 20% van de overwinst (winst na aftrek van onder andere de arbeidsvergoeding van de firmanten) van de VOF.
De VOF maakte in de jaren 2009 tot en met 2012 gebruikt van het kassasysteem “Matrix Pos”. In dat kassasysteem worden alle aangeslagen bestellingen en kassabonnen in het restaurant door de werknemers per tafel, bestelmoment en artikelgroep geregistreerd in kassabonbestanden. Op basis van de kassabonbestanden worden dagoverzichten (zogenoemde Z-afslagen) opgemaakt. De Z-afslagen worden vervolgens in de financiële administratie als omzet geboekt.
In de jaren 2013 en 2014 heeft bij de VOF een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaarbaarheid van de aangiften omzetbelasting en loonheffingen voor de jaren 2009 tot en met 2012.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is de zaak aangemeld bij de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) voor een strafrechtelijk onderzoek. Op 24 mei 2014 heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek een huiszoeking plaatsgevonden bij het restaurant alsmede de woning van [aandeelhouder] en [aandeelhouder 1] . Tijdens de huiszoeking is beslag gelegd op de administratie van de VOF. Tot de in beslag genomen stukken behoort de volgende handgeschreven notitie van de bedrijfsleider van de VOF, waarin een procedure met betrekking tot het kassasysteem wordt beschreven:.
Op 17 juni 2015 heeft de FIOD een proces-verbaal met bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek opgemaakt (hierna: het proces-verbaal van de FIOD). De FIOD heeft daarin geconcludeerd dat in het kassasysteem kassabonnummers en bijbehorende bedragen staan vermeld die niet in de Z-afslagen zijn opgenomen. In het proces-verbaal van de FIOD wordt geconcludeerd dat een deel van de omzet van de VOF werd afgeroomd door middel van de procedure zoals in voornoemde notitie van de bedrijfsleider beschreven. Op 15 april en 28 juni 2013 is de digitale administratie volgens het onderzoek van de FIOD zodanig aangepast, dat eventuele verschillen tussen de kassabonbestanden en de administratie van belanghebbende niet meer konden worden geconstateerd. Tijdens de doorzoeking zijn, in de woning van [aandeelhouder] en [partner] , ook drie kasboekjes gevonden met notities over de perioden 9 februari 2013 tot en met 23 augustus 2013 en 15 februari 2014 tot en met 27 mei 2014. Deze notities konden tot en met 30 april 2014 met de kasadministratie van belanghebbende worden vergeleken. Uit de vergelijking van de kasadministratie met de inhoud van de kasboekjes heeft de FIOD afgeleid dat er ook in die betreffende perioden sprake was van afroming van de omzet.
In het FIOD-rapport zijn ook verklaringen van vier (ex-)werknemers van de VOF opgenomen, die inhouden dat een deel van hun loon in de onderhavige jaren zwart werd uitbetaald en dat dit bij indiensttreding reeds was overeengekomen met (onder meer) [aandeelhouder] en/of [partner] . Uit de inhoud van de in 2.7 genoemde kasboekjes heeft de FIOD afgeleid dat minimaal 50% van de afgeroomde omzet is aangewend voor uitbetaling van zwart loon aan de werknemers. De FIOD gaat er in het proces-verbaal van uit dat ook in de jaren 2009 tot en met 2012 50% van de verzwegen omzet is aangewend voor het betalen van zwart loon.
De in beslag genomen financiële administratie van de VOF en de informatie uit het strafrechtelijk onderzoek zijn als basis voor het boekenonderzoek gebruikt. De conclusies van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een fiscaal onderzoeksrapport met dagtekening 14 oktober 2015 (hierna: het onderzoeksrapport).
In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat de omzet van de VOF voor het jaar 2011 is afgeroomd met een bedrag van € 209.863. De helft van dit bedrag, € 104.931,50 is volgens de conclusies van het rapport besteed aan het uitbetalen van zwart loon. De andere helft dient volgens het rapport te worden aangemerkt als privé-onttrekkingen van de firmanten van de VOF.
In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat de omzet voor het jaar 2012 is afgeroomd met een bedrag van € 129.210. De helft van dit bedrag, € 64.605 is volgens de conclusies van het rapport besteed aan het uitbetalen van zwart loon. De andere helft dient volgens het rapport te worden aangemerkt als privé-onttrekkingen van de firmanten van de VOF.
Belanghebbende heeft op 29 april 2013 aangifte vpb voor het jaar 2011 ingediend naar een belastbare winst van € 35.440. Met dagtekening 8 juni 2013 is de aanslag conform de ingediende aangifte vastgesteld.
Naar aanleiding van de conclusies uit het onderzoeksrapport is aan belanghebbende met dagtekening 5 november 2016 een navorderingsaanslag vpb voor het jaar 2011 opgelegd. Omdat de BV voor 20% gerechtigd is tot de overwinst van de VOF heeft de inspecteur het belastbare bedrag voor het jaar 2011 verhoogd met € 20.986 (20% van € 104.931,50) tot een bedrag van € 54.426.
Belanghebbende heeft op 30 april 2014 aangifte vpb voor het jaar 2012 ingediend naar een belastbare winst van € 18.670. Naar aanleiding van de conclusies uit het onderzoeksrapport is de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag vpb voor het jaar 2012 afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. Omdat de BV voor 20% gerechtigd is tot de overwinst van de VOF heeft de inspecteur het belastbare bedrag voor het jaar 2012 verhoogd met € 12.921 (20% van € 64.605) tot een bedrag van € 31.591.
Belanghebbende heeft een onderzoeksrapport overgelegd wat op 15 oktober 2018 is opgemaakt door registeraccountant V. Hoogendijk, verbonden aan ‘Hoogendijk Financieel & Forensisch Onderzoek’ (hierna: het rapport Hoogendijk). De onderzoeksopdracht omvatte onder meer de volgende werkzaamheden:
“(…) • Nagaan of de omzetstaten (journaalbestanden) waar de Belastingdienst zich op baseert, aansluiten met de door mij aangetroffen journaalbestanden in kassaregistratiesysteem.
• Nagaan of de omzetstaten (journaalbestanden) waar de Belastingdienst zich op baseert ook
betrekking hebben op daadwerkelijke (financiële) omzet. (…)”.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de (navorderings)aanslagen vpb voor de jaren 2011 en 2012 terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag vpb voor het jaar 2011 en vermindering van de aanslag vpb voor het jaar 2012 conform de door belanghebbende ingediende aangifte.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.