Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2474, AWB - 21 _ 2402, 21 _ 2403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2474, AWB - 21 _ 2402, 21 _ 2403

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 mei 2022
Datum publicatie
13 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2474
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2402, 21 _ 2403

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/2402 en 21/2403

uitspraak van 4 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] ,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 1 mei 2021 op het bezwaar van [belanghebbende] tegen de aan haar opgelegde:

-

naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, alsmede de bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.4506);

-

naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, alsmede de bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.5506).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 te Roermond. De zaken zijn gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers 21/1089, 21/1091 en 21/1103

van [voormalig bestuurder] . Ter zitting zijn verschenen en gehoord, gesteld namens [belanghebbende] , [voormalig bestuurder] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , en [inspecteur 4] .

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [belanghebbende] door de Kamer van Koophandel is ontbonden met ingang van [datum 1] 2018. [belanghebbende] is per die datum opgehouden te bestaan en er is geen sprake van een situatie dat de vereffening op de voet van artikel 2:23c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is heropend.

2.2.

De inspecteur heeft in 2017 een boekenonderzoek ingesteld naar (onder meer) de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.

2.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 december 2019 ten name van [belanghebbende] een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 vastgesteld tot een bedrag van € 9.320 en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 1.871. Met dagtekening 17 maart 2020 heeft de inspecteur ten name van [belanghebbende] een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 vastgesteld tot een bedrag van € 4.881 en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 830.

2.4.

Hiertegen is gesteld namens [belanghebbende] door haar voormalig bestuurder, [voormalig bestuurder] , bezwaar gemaakt. [voormalig bestuurder] was sinds [datum 2] 2008 tot de datum van ontbinding enig bestuurder van [belanghebbende] .

2.5.

De inspecteur heeft de bezwaren ontvankelijk geacht en heeft bij uitspraken op bezwaar van 1 mei 2021 de bezwaren afgewezen en heeft de naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen gehandhaafd.

Geschil

2.6.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

Beoordeling van het geschil

2.3.

De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of [belanghebbende] ontvankelijk is in haar beroepen. De rechtbank overweegt als volgt.

2.7.

De rechtbank leidt uit de vaststaande feiten af dat [belanghebbende] op [datum 1] 2018 door de Kamer van Koophandel is ontbonden en dat de vereffening is gesloten. [belanghebbende] is toen dus opgehouden te bestaan. Vanaf het moment dat [belanghebbende] is opgehouden te bestaan kon [belanghebbende] geen rechtshandelingen meer verrichten en kon zij dus ook geen beroep instellen. Gesteld noch gebleken is dat de vereffening op enig moment is heropend. Gelet hierop zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

2.8.

In hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 19 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AK8288, heeft overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit dat arrest leidt de rechtbank af dat artikel 6:10 van de Awb van overeenkomstige toepassing is in een geval waarin de vereffening (nog) niet is heropend, indien door of namens de voormalige vereffenaar of degene wiens belang rechtstreeks bij de vereffening is betrokken omdat hij een uitkering heeft ontvangen uit hetgeen na de voldoening van de schuldeisers van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon was overgebleven, op naam van de ontbonden rechtspersoon een bezwaarschrift is ingediend. In dit geval is echter niet gebleken dat het beroepschrift is ingediend door één van de voornoemde personen. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat om niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met overeenkomstige toepassing van artikel 6:10 van de Awb achterwege te laten.

2.9.

Nu de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard, komt de rechtbank niet toe aan behandeling van het inhoudelijk geschil.

2.10.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M Houben, griffier, op 4 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.