Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2530, AWB - 21 _ 1519
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2530, AWB - 21 _ 1519
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 mei 2022
- Datum publicatie
- 13 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2530
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 1519
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1519
uitspraak van 10 mei 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 11 maart 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) ter zake van het motorrijtuig [motorrijtuig] .
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf 1] , en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 4.750 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig [motorrijtuig] (hierna: de auto).
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf 2] van 26 januari 2020. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 17.909. Van dit bedrag aan schade is in het taxatierapport een bedrag van € 12.799 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door [naam] werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 21 februari 2020. De hertaxateur heeft geen schade aan de auto geconstateerd. In onderdeel 4c. ‘Bevindingen/opmerkingen’ is het volgende opgenomen:
“Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade* worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegekend.
*(Bij gebruikersschade is er rekening gehouden met de leeftijd en kilometerstand van het voertuig)”
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 6.813. Met dagtekening 27 november 2020 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag Bpm opgelegd met een bedrag van € 2.243 aan verschuldigde Bpm.
Het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is daarbij tussen partijen in geschil:
-
of de hertaxateur voldoende onafhankelijk is;
-
of terecht geen waardevermindering wegens schade in aanmerking is genomen.
Onafhankelijkheid hertaxateur
De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende heeft betoogd dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, reeds omdat de hertaxateur niet deskundig, objectief en onafhankelijk is, deze beroepsgrond faalt. Het staat de inspecteur immers vrij zijn standpunt te onderbouwen op een wijze die hem goeddunkt, mits geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs of anderszins bewijs dat niet toelaatbaar is, wat hier niet het geval is. De belastingrechter zal vervolgens oordelen over het door beide partijen bijgebrachte bewijsmateriaal, op basis van zijn keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal.1
Waardevermindering wegens schade
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat geen rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde, aannemelijk te maken. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s zijn overgelegd van de auto. Verder heeft de taxateur van DRZ, zoals vermeld in 2.3, “bevindingen/opmerkingen” in zijn taxatierapport opgenomen.
De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met een bedrag aan schade van € 12.799 en heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite schade verwezen naar het door hem overgelegde taxatierapport. Ter zitting heeft belanghebbende tevens verwezen naar de door de inspecteur overgelegde grote foto’s van de hertaxatie en gewezen op schade op de velg. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De verwijzing naar de grote foto’s van de hertaxatie zijn daarvoor evenmin voldoende. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 2.10 bedoeld, dan wel is de gestelde schade onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
De stelling van belanghebbende dat binnen de branche beleid is ontwikkeld voor wat betreft het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade, welk beleid zijn grondslag vindt in diverse innameprotocollen die leasemaatschappijen en verhuurbedrijven gebruiken, kan hem niet baten. De inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat dit beleid bestaat. Ook heeft de inspecteur terecht gesteld dat indien dit beleid bestaat, dit geen beleid is waar de inspecteur zich dient te conformeren.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer griffier, op 10 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.