Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2828, BRE - 19 _ 2647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2828, BRE - 19 _ 2647

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
1 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2828
Zaaknummer
BRE - 19 _ 2647

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014 – uitdeling

Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van een vennootschap. Belanghebbende en/of een nader te noemen meester heeft eind 2010 een overeenkomst tot koop van een pand (€ 585.000) gesloten met derden (verkoper). In de koopovereenkomst is onder meer opgenomen dat het pand begin 2014 door de verkoper zal worden geleverd. Voornoemde vennootschap heeft in 2012 de opdracht aan een makelaar verstrekt om het pand te verkopen. De vennootschap heeft begin december 2013 het pand verkocht voor € 450.000. Begin 2014 is het pand door de verkoper aan de vennootschap geleverd. De vennootschap heeft vervolgens het pand aan de koper doorgeleverd. De vennootschap heeft in 2014 een verlies ter zake de verkoop van een pand in de aangifte vennootschapsbelasting opgevoerd. De inspecteur heeft het opgevoerde verlies gecorrigeerd. Volgens de inspecteur is het belanghebbende die het verlies heeft geleden. Naar aanleiding van de correctie bij de vennootschap heeft de inspecteur een uitdeling aan belanghebbende in aanmerking genomen. De rechtbank heeft in de zaak van de vennootschap beslist dat de door de inspecteur doorgevoerde correctie niet terecht is. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verlies van het betreffende pand ten laste van de vennootschap komt, is er geen sprake van een voordeel voor belanghebbende. De navorderingsaanslag en rentebeschikking worden vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/2647

uitspraak van 24 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.368 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 140.400 (hierna: de navorderingsaanslag). Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 2.649 (hierna: de rentebeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2019 de navorderingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 juni 2019, ontvangen bij de rechtbank op 11 juni 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de gemachtigde, mr. [naam 1] verbonden aan [kantoor] te [plaats 1] , en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] , drs. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .

Het beroep met zaaknummer 19/2656 ten name van [bedrijf 1] is gelijktijdig behandeld. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak naar partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is enig (middellijk) aandeelhouder van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ).

2.2.

Op 17 december 2010 heeft belanghebbende, en/of nader te noemen meester (hierna: de koper) een overeenkomst tot koop (hierna: de koopovereenkomst) van een onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats 1] (hierna: de onroerende zaak), gesloten met derden (hierna: de verkoper).

2.3.

De door koper en verkoper overeengekomen koopprijs van de onroerende zaak bedraagt € 585.000 die bij levering van de onroerende zaak is verschuldigd. Daarnaast is in de koopovereenkomst, onder meer, bepaald (i) dat de akte van levering op 2 januari 2014, of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen, zal worden gepasseerd, (ii) dat alle baten en lasten en verschuldigde canons met ingang van datum akte van levering voor rekening komen van de koper en (iii) dat op initiatief van de koper de onroerende zaak voor een bepaalde tijd wordt verhuurd aan een aan koper gelieerde huurder.

2.4.

Tussen de verkoper en [bedrijf 2] (later: [bedrijf 2] ) zijn huurovereenkomsten ter zake (delen van) de onroerende zaak tot stand gekomen. [bedrijf 2] is gelieerd aan belanghebbende en [bedrijf 1] .

2.5.

Op 7 februari 2012 is [bedrijf 2] in staat van faillissement verklaard.

2.6.

Op 1 maart 2012 is aan makelaar [naam 2] (hierna: de makelaar) de opdracht gegeven tot verkoop van de onroerende zaak. Op de eerste pagina van de opdrachtovereenkomst staat bij ‘ondergetekenden’ boven ‘opdrachtgever’ met pen bijgeschreven ‘ [bedrijf 1] vertegenwoordigd door’ en daarna de volledige naam van belanghebbende in getypte tekst. In de opdrachtovereenkomst staat voorts dat de vraagprijs is gesteld op € 620.000.

2.7.

[bedrijf 1] heeft op 3 december 2013 de overeenkomst tot verkoop van de onroerende zaak gesloten met een derde. De door partijen bij deze overeenkomst overeengekomen koopprijs bedraagt € 450.000.

2.8.

De notaris heeft op 29 december 2013 via e-mail de conceptakte naar de verkoper verzonden inzake de levering van de onroerende zaak aan [bedrijf 1] op 2 januari 2014.

2.9.

De onroerende zaak is bij akte van 2 januari 2014 aan [bedrijf 1] , de koper, geleverd. Vervolgens heeft [bedrijf 1] , als verkoper van de onroerende zaak, op dezelfde dag de onroerende zaak aan een derde (zie 2.7) geleverd.

2.10.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 juni 2016 aan belanghebbende opgelegd de aanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.368.

2.11.

De inspecteur heeft naar aanleiding van de correctie bij [bedrijf 1] een uitdeling aan belanghebbende in aanmerking genomen, zijnde de correctie van het verkoopresultaat van de onroerende zaak van negatief € 140.400 bij [bedrijf 1] . In afwijking van de aanslag van 24 juni 2016 is in de navorderingsaanslag een inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen van € 140.400 (de winstuitdeling).

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of terecht de winstuitdeling van € 140.400 bij belanghebbende in aanmerking is genomen vanwege de correctie bij [bedrijf 1] ter zake van het verkoopresultaat van de onroerende zaak van negatief € 140.400.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van navorderingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing