Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2999, AWB - 21 _ 2928
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2999, AWB - 21 _ 2928
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 2 juni 2022
- Datum publicatie
- 7 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:2999
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2928
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/2928 en 21/2931 tot en met 21/2934
uitspraak van 2 juni 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ( [land] ),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft voor de volgende jaren verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend:
- het jaar 2006 (zaaknummer 21/2928)1;
- het jaar 2007 (zaaknummer 21/2931);
- het jaar 2008 (zaaknummer 21/2932);
- het jaar 2009 (zaaknummer 21/2933);
- het jaar 2010 (zaaknummer 21/2934).
De inspecteur heeft de in 1.1 bedoelde verzoeken afgewezen bij beschikking van 15 mei 2017.
De inspecteur is bij in één brief vervatte uitspraken op bezwaar van 2 juni 2021 niet tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de afwijzingen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 juli 2021, diezelfde dag per fax ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 360.
Belanghebbende heeft de beroepen nader gemotiveerd bij brief van 13 september 2021.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] , verbonden aan [kantoor] te [kantoorplaats] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en [inspecteur 5] .
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een naar [buitenlands] recht opgerichte en in [land] gevestigde vennootschap. Zij is in [land] geregistreerd als [bedrijf] . Zij biedt ziektekostenverzekeringen aan.
In de onderhavige jaren belegde belanghebbende via een of meer [fonds] in aandelen in in Nederland gevestigde vennootschappen. Op de dividenden die door deze vennootschappen zijn uitgekeerd is – per saldo – 15 percent Nederlandse dividendbelasting ingehouden.
In de onderhavige jaren was belanghebbende wettelijk verplicht om ten minste 80 percent van de door haar behaalde winst ten gunste van haar polishouders te laten komen (door teruggaaf dan wel verlaging van de verzekeringspremies).
Belanghebbende betaalt in [land] een belasting naar de winst.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting. Primair verzoekt belanghebbende om teruggaaf van de volgende bedragen:
2006 |
25.995 |
2007 |
89.380 |
2008 |
121.781 |
2009 |
64.080 |
2010 |
208.578 |
Ter zitting heeft belanghebbende laten varen dat zij in deze procedure vergoeding van belasting- en invorderingsrente kan vorderen.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, teruggaaf van dividendbelasting tot de in 3.1 genoemde bedragen en vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.