Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3478, BRE 20/5406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3478, BRE 20/5406

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 juni 2022
Datum publicatie
4 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3478
Zaaknummer
BRE 20/5406

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 20/5406 tot en met 20/5409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),

en

De inspecteur van de belastingdienst, inspecteur

( [insp] en mr. [inspecteur] ).

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 13 maart 2020. De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat, gelet op de formulering van het beroepschrift, belanghebbende alleen opkomt tegen de in dat geschrift vervatte uitspraken op bezwaar.

1.2.

Belanghebbende heeft op 2 mei 2019 respectievelijk 4 juni 2019 verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) gedaan wegens export. Deze verzoeken zijn niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft de beroepen op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur.

2 Wrakingsverzoek

2.1.

De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting op 29 april 2022 een wrakingsverzoek ingediend. Bij brief van 2 mei 2022 heeft de griffier de gemachtigde van belanghebbende als volgt bericht namens de behandelend rechter naar aanleiding van het wrakingsverzoek:

“In aanmerking genomen de aangevoerde gronden, passeert de rechtbank het wrakingsverzoek gelet op de beslissing van de wrakingskamer van 6 september 2021, met nummer C/02/389361 / HA RK 21-192, te publiceren onder nummer

ECLI:NL:RBZWB:2021:4494. De zitting zal aldus doorgang vinden”.

Voor een uitgebreide motivering waarom de rechtbank in dit geval van oordeel is dat zij het wrakingsverzoek mocht passeren, verwijst de rechtbank naar de motivering van de uitspraak van 29 september 2021 die hier op vergelijkbare wijze van toepassing is.1

2.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting ook nog een wrakingsverzoek gedaan op dezelfde gronden. De rechtbank is daar met dezelfde motivering aan voorbij gegaan.

3 Feiten

3.1.

Belanghebbende heeft op 2 mei 2019 respectievelijk 4 juni 2019 de volgende verzoeken om teruggaaf van Bpm gedaan wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto’s:

- € 552 voor een auto met VIN nummer [VIN nummer 1] . De registratie is op 13 juli 2018 beëindigd. Op 20 oktober 2018 is de auto in [land] geregistreerd.

- € 511 voor een auto met VIN nummer [VIN nummer 2] . De registratie is op 16 juli 2018 beëindigd. Op 10 september 2018 is de auto in [land] geregistreerd.

- € 535 voor een auto met VIN nummer [VIN nummer 3] . De registratie is op 27 september 2018 beëindigd. Op 16 november 2018 is de auto in [land] geregistreerd.

- € 1.338 voor een auto met VIN nummer [VIN nummer 4] . De registratie is op 23 augustus 2018 beëindigd. Op 20 september 2018 is de auto in [land] geregistreerd.

3.2.

De inspecteur heeft beslist dat de verzoeken van belanghebbende niet-ontvankelijk zijn, omdat de verzoeken niet binnen dertien weken zijn gedaan na de beëindiging van de registratie van de auto. Tevens heeft de inspecteur voornoemde verzoeken aangemerkt als ambtshalve verzoeken om teruggaaf. Omdat de registraties in [land] binnen de termijn van dertien weken hebben plaatsgevonden heeft de inspecteur ambtshalve een teruggaaf verleend voor het volledige bedrag, waarbij een rentevergoeding is toegekend. Tijdens de bezwaarprocedure heeft op 19 februari 2020 een hoorgesprek plaatsgevonden.

4 Beoordeling door de rechtbank

5 Conclusie en gevolgen

6 Beslissing