Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3526, 21_1047
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3526, 21_1047
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 juli 2022
- Datum publicatie
- 8 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:3526
- Zaaknummer
- 21_1047
Inhoudsindicatie
vervolgingskosten, verzending aanmaning
Uitspraak
Zittingsplaats: Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1047
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] ([land]), belanghebbende
en
De ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 1 maart 2021.
De ontvanger heeft met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 een dwangbevel doen betekenen aan belanghebbende. Daarbij zijn vervolgingskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte vervolgingskosten.
De ontvanger heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
De ontvanger heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de ontvanger, [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].
2 Feiten
Wegens het uitblijven van betaling van de niet-betaalde aanslag IB/PVV 2016 is aan belanghebbende een dwangbevel betekend met dagtekening 21 oktober 2020.
Belanghebbende heeft bij bezwaarschrift van 7 december 2020, door de ontvanger ontvangen op 14 december 2020, bezwaar gemaakt tegen de daarbij in rekening gebrachte vervolgingskosten.
3 Beoordeling door de rechtbank
Geschil en oordeel
De rechtbank beoordeelt of de ontvanger terecht vervolgingskosten in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Tussen partijen is niet meer in geschil dat belanghebbendes bezwaar ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat onterecht aan belanghebbende vervolgingskosten in rekening zijn gebracht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verzending aanmaning
Indien een belastingschuldige niet binnen de voor de aanslag gestelde termijn betaalt, maant de ontvanger hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken na dagtekening van de aanmaning te betalen.1 Een dwangbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien de belastingschuldige is aangemaand en daarna in gebreke blijft.2
Aanmaning van de belastingschuldige dient in schriftelijke vorm plaats te vinden.3 Van een schriftelijke aanmaning is geen sprake indien het desbetreffende geschrift niet op het adres van de belastingschuldige is ontvangen of aangeboden, en hem ook niet anderszins heeft bereikt. Dit is slechts anders indien zulks het gevolg is van aan de belastingschuldige toe te rekenen omstandigheden.4
De wet bepaalt verder dat – kort gezegd en voor zover hier relevant – een bezwaar- of beroepschrift tegen de kosten van het dwangbevel niet gegrond kan zijn op de stelling dat de aanmaning niet is ontvangen, tenzij degene van wie de kosten worden gevorderd aannemelijk maakt dat de ontvangst redelijkerwijs moet worden betwijfeld.5
Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat zij de aanmaning niet heeft ontvangen, in tegenstelling tot alle andere post die zij van de belastingdienst ontvangt. Daarbij is het zo dat het procesdossier geen kopie van de aanmaning bevat.
Het is dan aan de ontvanger om aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingschuldige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat de aanmaning de belastingschuldige anderszins heeft bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanmaning op dat adres. Dit brengt mee dat de ontvanger in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres.
De ontvanger heeft geen bewijs geleverd van de verzending per post van de aanmaning. Daarmee is de ontvanger niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De verzending per post van de aanmaning – en het daaraan gekoppelde vermoeden van ontvangst – is daarmee niet aannemelijk geworden. Dat betekent dat de ontvanger ten onrechte de vervolgingskosten in rekening heeft gebracht.