Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3677, 20/7669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3677, 20/7669

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 juli 2022
Datum publicatie
8 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3677
Zaaknummer
20/7669

Inhoudsindicatie

Compromis

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 20/7669 en 20/10097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout, de heffingsambtenaar.

1 Inleiding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de volgende voorlopige aanslagen opgelegd ten aanzien van het belastingobject [adres] te [plaats]:

-

voor de jaren 2016 en 2017 een voorlopige aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten naar een te betalen bedrag aan zuiveringsheffing voor het jaar 2016 van € 2.056,86 en voor het jaar 2017 naar een te betalen bedrag van € 2.099,05 (aanslagnummer: [aanslagnummer]);

-

voor het jaar 2018 een voorlopige aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten naar een te betalen bedrag aan zuiveringsheffing van € 2.099,05 (aanslagnummer: [aanslagnummer]);

-

voor het jaar 2020 een voorlopige aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten naar een te betalen bedrag aan zuiveringsheffing van € 2.215,60 (aanslagnummer: [aanslagnummer]).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de voorlopige aanslagen zuiveringsheffing bedrijfsruimten voor de jaren 2016, 2017 en 2018 ongegrond verklaard. Het bezwaar van belanghebbende tegen de voorlopige aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2020 is gegrond verklaard, waarbij de te betalen zuiveringsheffing is verlaagd tot een bedrag van € 1.003,40.

1.3.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen voornoemde uitspraken op bezwaar.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft de beroepen op 10 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [naam] en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] en [heffingsambtenaar].

2 Overwegingen

2.1.

Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt.

Afgesproken is dat voor de jaren 2016, 2017, 2018 en 2020 een hoeveelheid van 600 m3 water wordt belast naar klasse 8 (afvalwatercoëficiënt van 0,23) uit de in bijlage 2 bij de Verordening zuiveringsheffing Brabantse Delta opgenomen ‘Tabel afwatercoëfficiënten’ en dat de rest van het waterverbruik, wat is gehanteerd bij de berekening van de definitieve aanslagen over die jaren, wordt belast naar klasse 4 (afvalwatercoëficiënt van 0,0039) van voornoemde tabel. De heffingsambtenaar zal de definitieve aanslagen voor deze jaren vervolgens ambtshalve aanpassen. Hoewel de aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2019 buiten deze procedure valt, merkt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar ter zitting heeft toegezegd dat hij de verschuldigde zuiveringsheffing voor het jaar 2019 ambtshalve zal aanpassen conform hetgeen hiervoor is bepaald voor de jaren 2016 tot en met 2018 en het jaar 2020. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar toegezegd dat wanneer voornoemde aanpassingen zijn doorgevoerd, hij een overzicht zal opmaken voor belanghebbende waarin staat wat hij voor welke jaar en op welke aanslag nog dient te betalen. Ten slotte heeft belanghebbende aangegeven dat voor zover het beroep zich richtte tegen de tot het dossier behorende uitspraak op bezwaar over de dwangbevelkosten bij de aanslag gemeentelijke en/of waterschapsbelasting over het jaar 2016 (aanslagnummer: [aanslagnummer]) hij dit beroep intrekt.

2.2.

De rechtbank heeft voor de in geschil zijnde aanslagen berekend wat het gevolg is van de voornoemde afspraken tussen partijen. De berekeningen zijn hieronder per jaar opgenomen.

2.2.1.

Voor het jaar 2016 is de definitieve aanslag zuiveringsheffing berekend uitgaande van een waterverbruik van 1.557 m3. Overeenkomstig onderstaande berekening moet de voorlopige aanslag zuiveringsverheffing worden verlaagd tot een bedrag van € 924,65 (727,81 + 196,84).

Aantal m3

Afvalwatercoëficiënt

Tarief

Zuiveringsheffing

600

0,023

52,74

€ 727,81

957

0,0039

52,74

€ 196,84

2.2.2.

Voor het jaar 2017 is de definitieve aanslag zuiveringsheffing berekend uitgaande van een waterverbruik van 1.595 m3. Overeenkomstig onderstaande berekening moet de voorlopige aanslag zuiveringsverheffing worden verlaagd tot een bedrag van € 932,47 (727,81 + 204,66).

Aantal m3

Afvalwatercoëficiënt

Tarief

Zuiveringsheffing

600

0,023

52,74

€ 727,81

995

0,0039

52,74

€ 204,66

2.2.3.

Voor het jaar 2018 is de voorlopige aanslag zuiveringsheffing berekend uitgaande van een waterverbruik van 1.663 m3. Overeenkomstig onderstaande berekening moet de voorlopige aanslag zuiveringsverheffing worden verlaagd tot een bedrag van € 946,45 (727,81 + 218,64).

Aantal m3

Afvalwatercoëficiënt

Tarief

Zuiveringsheffing

600

0,023

52,74

€ 727,81

1.063

0,0039

52,74

€ 218,64

2.2.4.

Voor het jaar 2020 is de voorlopige aanslag zuiveringsheffing na de uitspraak op bezwaar berekend naar een waterverbruik van 750 m3. Overeenkomstig onderstaande berekening moet de voorlopige aanslag zuiveringsverheffing worden verlaagd tot een bedrag van € 864,54 (829,38 + 35,16).

Aantal m3

Afvalwatercoëficiënt

Tarief

Zuiveringsheffing

600

0,023

60,10

€ 829,38

150

0,0039

60,10

€ 35,16

2.3.

De rechtbank heeft overeenkomstig het voorgaande beslist. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Wel dient de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden.

3 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-

vermindert de voorlopige aanslag zuiveringsheffing voor de jaren 2016 en 2017 tot een bedrag aan verschuldigde zuiveringsheffing voor het jaar 2016 van € 924,65 en voor het jaar 2017 van € 932,47;

-

vermindert de voorlopige aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2018 tot een bedrag aan verschuldigde zuiveringsheffing van € 946,45;

-

vermindert de voorlopige aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2020 tot een bedrag aan verschuldigde zuiveringsheffing van € 864,54;

-

bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 354,- aan belanghebbende moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 1 juli 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.