Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3714, AWB - 20 _ 8573

Belanghebbende was eigenaar van een bungalow aan de [adres] gelegen op het bungalowpark “[bungalowpark]” te [plaats] (hierna: de woning). Belanghebbende heeft niet haar hoofdverblijf in de gemeente [plaats].

Belanghebbende heeft de woning op 20 juli 2020 verkocht. In de periode 1 januari 2020 tot de verkoopdatum heeft ze de woning niet verhuurd of aan anderen in gebruik gegeven.

In geschil is of de aanslag terecht en over het juiste tijdvak is opgelegd.

Ingevolge artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. De gemeente [plaats] heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het besluit tot heffing van forensenbelasting is vastgelegd in de Verordening forensenbelasting 2020 (hierna: de verordening). Op basis van de verordening wordt forensenbelasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

Belanghebbende stelt dat ze ten onrechte is aangeslagen voor de forensenbelasting omdat ze niet voldoet aan de criteria waaronder forensenbelasting kan worden geheven. Ze heeft namelijk niet meer dan 90 dagen van de bungalow gebruik gemaakt. Sterker nog, in verband met de corona-crisis durfde ze er niet naar toe te gaan. Als de aanslag toch terecht is opgelegd dan dient volgens belanghebbende de heffing te worden berekend over de periode 1 januari 2020 tot en met 20 juli 2020.

De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht over het juiste tijdvak heeft opgelegd. Voor de heffing van forensenbelasting is niet vereist dat een belastingplichtige de betreffende woning daadwerkelijk meer dan 90 dagen in het kalenderjaar heeft gebruikt. Het gaat erom of de woning meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking heeft gestaan. Dit betekent dat de dagen dat de woning leeg stond, meetellen voor de vraag of de woning meer dan 90 dagen aan haar ter beschikking stond. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende daarom terecht aangeslagen voor de forensenbelasting. De verordening laat de heffingsambtenaar ook niet de ruimte om de heffing op basis van de verkoopdatum tijdsevenredig te verminderen.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.