Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3886, 21_1595
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3886, 21_1595
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juli 2022
- Datum publicatie
- 19 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:3886
- Zaaknummer
- 21_1595
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1595
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 op het verzet van
[belanghebbende] , te [woonplaats] ,
belanghebbende.
1 Procesverloop
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 22 februari 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 26 november 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 1 juli 2022 op zitting behandeld. Belanghebbende is verschenen.
2 Overwegingen
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroepschrift zonder verschoonbare reden niet binnen de beroepstermijn is ingediend.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is gezien zijn gezondheid en de quarantaine in de Covidtijd. Daarnaast stelt belanghebbende dat hij drie keer een brief heeft geschreven, maar dat het niet mogelijk was om JPEG bestanden te uploaden. Tijdens de zitting heeft belanghebbende nog aangevuld dat hij reeds veel eerder was begonnen met het digitaal indienen, maar dat als alle vakken waren ingevuld en hij op verzenden wilde drukken, alles weg was.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
Niet in geschil is dat de uitspraak op bezwaar met dagtekening 22 februari 2021 is ontvangen. Belanghebbende heeft op 11 april 2021 digitaal een beroepschrift ingediend. Het beroepschrift is daarmee niet tijdig ingediend.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden. De vraag die de rechtbank dan ook voorligt, is of de omstandigheden die belanghebbende noemt dusdanig zijn dat het hem niet verweten kan worden dat hij niet binnen de beroepstermijn een beroepschrift heeft ingediend.
Het door belanghebbende gestelde over zijn gezondheid en de quarantaine in de Covidtijd is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, zoals terecht is overwogen in de buiten-zittingsuitspraak. Belanghebbende heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was tijdig een beroepschrift in te dienen.
Volgens artikel 8 van het besluit elektronisch procederen kan er sprake zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding als op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn een niet aan hem toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot het aangewezen digitale systeem voor gegevensverwerking. Volgens de onderhoudspagina van rechtspraak.nl zijn er op of omstreeks 6 april 2021 (de uiterlijke datum voor het indienen van een beroepschrift) geen storingen geweest. Het niet kunnen uploaden van JPEG bestanden komt voor risico van belanghebbende. Bij het invoeren van de gegevens wordt immers duidelijk gemaakt dat enkel Pdf-bestanden kunnen worden geüpload of dat anders bestanden nagezonden kunnen worden per post.
Zoals ter zitting gesteld heeft belanghebbende, nadat het niet gelukt was om digitaal beroep in te dienen, niet per post alsnog een beroepschrift ingediende of contact opgenomen met de rechtbank om de problemen en mogelijke oplossingsrichtingen te bespreken, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 26 november 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.