Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3887, 20_6793
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3887, 20_6793
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juli 2022
- Datum publicatie
- 19 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:3887
- Zaaknummer
- 20_6793
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/6793
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 op het verzet van
[belanghebbende] , te [plaats],
belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]).
1 Procesverloop
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 24 april 2020 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 25 november 2020 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 1 juli 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2 Overwegingen
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht voor zover het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om verwijdering van een mededeling verzuim en het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de rechtbank onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat ook als specifieke beperkte wetgeving geldt ten aanzien van rechtsmiddelen dat nog niet wil zeggen dat de rechtsbescherming van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) daardoor eveneens is uitgesloten ten aanzien van niet in de specifieke wetgeving genoemde besluiten. Volgens belanghebbende is niet bepaald dat een waarschuwing als de onderhavige géén besluit is, en pas als dat wél het geval zou zijn, is de rechtbank niet bevoegd. Belanghebbende verwijst naar jurisprudentie waarin is bepaald dat een waarschuwing een besluit is waartegen opgekomen kan worden.
Verder heeft belanghebbende ter zitting aangevoerd dat de rechtsbescherming van de Awb boven de specifieke regeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gaat. Ter onderbouwing daarvan draagt belanghebbende aan dat de mogelijkheid tot ingebreke stellen niet in de fiscale wetgeving staat, maar dat de Belastingdienst wel ingebreke gesteld kan worden en dat daarom de Awb boven de AWR staat. Nu voor een mededeling verzuim niets is bepaald in de AWR, net als voor de ingebrekestelling, geldt de Awb, aldus belanghebbende.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de buiten-zittinguitspraak van 25 november 2020 is gedaan. Anders dan belanghebbende stelt gaat de Awb niet boven de AWR. Uit de tekst van artikel 26, eerste lid van de AWR volgt tegen welke besluiten beroep kan worden ingesteld. In dat artikel is bepaald dat in afwijking van artikel 8:1 van de Awb tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit (slechts) beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter indien het betreft (a) een belastingaanslag (…) of (b) een voor bezwaar vatbare beschikking (…). Dit wordt ook wel het gesloten stelsel van rechtsmiddelen genoemd. Een mededeling verzuim valt hier niet onder en is dus niet vatbaar voor beroep (en gelet op het bepaalde in artikel 7:1 van de Awb ook niet voor bezwaar). De door belanghebbende aangedragen jurisprudentie maakt dat niet anders, nu die jurisprudentie betrekking heeft op het algemeen bestuursrecht, waarvoor het bepaalde in de AWR niet geldt.
De stelling van belanghebbende dat de belastingdienst in gebreke kan worden gesteld als niet tijdig wordt beslist, maakt het voorgaande niet anders. Immers, de Awb wordt gevolgd tenzij de AWR anders bepaald. Anders dan voor de vraag welke besluiten appellabel zijn, kent de AWR geen van de Awb afwijkende regeling voor het in gebreke stellen van een bestuursorgaan.
Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.