Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3967, 21/1457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3967, 21/1457

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3967
Zaaknummer
21/1457

Inhoudsindicatie

IB. Vastgesteld inkomen niet te hoog.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/1457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende ] , uit [woonplaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 maart 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.186.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

Op verzoek van de rechtbank heeft de inspecteur informatie opgevraagd bij de gemeente [gemeente] en heeft de inspecteur deze informatie verstrekt aan de rechtbank. Belanghebbende heeft van deze correspondentie een kopie gekregen.

1.6.

De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende was niet aanwezig.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2018 een aangifte IB/PVV ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 7.404, bestaande uit loon uit vroegere dienstbetrekking (een bijstandsuitkering).

2.2.

In afwijking van de ingediende aangifte heeft de inspecteur met dagtekening 3 december 2020 een definitieve aanslag IB/PVV 2018 aan belanghebbende opgelegd naar een inkomen uit werk en woning van € 14.186, bestaande uit:

Soort

Inhoudingsplichtige

Bruto

Loonheffing

Loon uit vroegere dienstbetrekking

Gemeente [gemeente]

€ 7.404

€ 1.952

Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking

[BV]

€ 6.782

€ 667

Totaal

€ 14.186

€ 2.619

2.3.

Belanghebbendes bezwaar tegen de definitieve aanslag is bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2021 ongegrond verklaard.

2.4.

In de door de inspecteur overgelegde informatie van Gemeente [gemeente] heeft de gemeente de volgende inkomensopgave van belanghebbende en zijn echtgenote doorgegeven:

“Naar de jaaropgave 2018 van dhr clnr [nummer] = € 7.404

Van de partner clnr [nummer] € 5.453

Van de inkomsten uit [BV] € 6.782

Totaal aan bruto inkomen € 19.639

Volgens de nieuwsbrief Rijksoverheid is het geschatte Belastbaar inkomen voor gehuwden is 9.833 p/pers = voor samen € 19.666

Wij kunnen dus enkel een verschil vinden van € 27,- bruto”

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt of het door de inspecteur vastgestelde inkomen uit werk en woning te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

3.2.

De rechtbank is van oordeel dat het inkomen uit werk en woning niet te hoog is vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.3.

Belanghebbende stelt dat het inkomen te hoog is vastgesteld, omdat het inkomen van [BV] niet aan hem betaald is, maar direct aan Gemeente [gemeente] en dat dit inkomen van zijn uitkering van Gemeente [gemeente] is afgetrokken.

3.4.

Uit de informatie van de gemeente volgt dat belanghebbende zowel het inkomen van de gemeente van € 7.404 als het inkomen van [BV] van € 6.782 – na inhouding van een bedrag van € 2.619 aan loonheffing - ontvangen heeft. Het is heel goed mogelijk dat, zoals belanghebbende stelt, het inkomen van [BV] is verrekend met de bijstandsuitkering. Aannemelijk is echter dat belanghebbende dat bedrag wel, maar dan in de vorm van bijstand, via de gemeente heeft ontvangen. Daar komt bij dat het totaal van deze inkomsten plus het bedrag dat de echtgenote aan bijstand heeft ontvangen, nagenoeg gelijk is aan het bijstandsinkomen waar zij volgens de gemeente recht op hadden. Dit alles leidt tot de conclusie dat er voldoende bewijs is voor de juistheid van de aanslag.

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing