Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4038, BRE-22-795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4038, BRE-22-795

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 juli 2022
Datum publicatie
26 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4038
Zaaknummer
BRE-22-795

Inhoudsindicatie

8:54, beroep niet-ontvankelijk wegens het niet overleggen van een machtiging. Verzoek om immateriëleschadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 22/795

(gesteld gemachtigde: [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 januari 2022 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld. Het beroep ziet op de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] te ( [postcode] ) [plaats] met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.

De gesteld gemachtigde heeft bij het beroepschrift geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 21 februari 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 1 april 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door gesteld gemachtigde opgegeven adres.

De gesteld gemachtigde heeft binnen die termijn geen machtiging ingediend. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

De gesteld gemachtigde heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier,

De rechter,

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?