Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:454, AWB- 21_575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:454, AWB- 21_575

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 februari 2022
Datum publicatie
7 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:454
Zaaknummer
AWB- 21_575

Inhoudsindicatie

Voor deze zitting is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/575 PARKBL

uitspraak van 9 februari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

en

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2021 betreffende de naheffingsaanslag parkeerbelasting met dagtekening 12 januari 2021 en aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag).

De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de zaak op 26 januari 2022 in Breda.

Bij e-mailbericht van 21 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ingetrokken.

Vervolgens heeft belanghebbende op 26 januari 2022 het beroep ingetrokken, met het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

Omdat de rechtbank de heffingsambtenaar niet tijdig heeft kunnen berichten, was de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] (via beeldbellen), op de zitting aanwezig.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.

2. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van proceskosten, namelijk het bedrag van de naheffingsaanslag en het griffierecht.

3. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft ingetrokken. Daaruit volgt dat de heffingsambtenaar uit zichzelf het betaalde bedrag van de naheffingsaanslag moet terugbetalen aan belanghebbende. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient de heffingsambtenaar ook het griffierecht van € 49,- aan belanghebbende te vergoeden. De heffingsambtenaar heeft al toegezegd dit bedrag te vergoeden. Nu de heffingsambtenaar deze kosten uit zichzelf dient te vergoeden, is een veroordeling daartoe niet nodig en zal achterwege blijven.

4. Belanghebbende heeft geen andere kosten aangevoerd en evenmin is gebleken van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten. De rechtbank zal daarom het verzoek om een proceskostenveroordeling afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel