Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:663, BRE 21/982
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:663, BRE 21/982
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 februari 2022
- Datum publicatie
- 8 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:663
- Zaaknummer
- BRE 21/982
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/982
uitspraak van 10 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende in [land] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 18 januari 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem in rekening gebrachte aanmaningskosten van € 17 bij de aanmaning van 23 september 2020 tot betaling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] , verbonden aan [bedrijf] , en namens de ontvanger [ontvanger] en [ontvanger] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
De ontvanger heeft met dagtekening 23 september 2020 belanghebbende aangemaand tot betaling van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017. Daarbij heeft de ontvanger een bedrag van € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 4 november 2020 bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten. In verband met het ontbreken van de gronden van het bezwaar heeft de ontvanger belanghebbende per brief van 3 december 2020 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van de brief het bezwaarschrift aan te vullen. De brief vermeldt dat als belanghebbende niet binnen de gestelde termijn reageert, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wordt. De ontvanger heeft binnen de gestelde termijn geen reactie van belanghebbende ontvangen.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de ontvanger het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
In geschil is het antwoord op de vraag of de ontvanger het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dient een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar te bevatten. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Belanghebbende stelt dat de ontvanger het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij tijdig, per brief van 28 december 2020 en per brief van 18 januari 2021, om uitstel voor het indienen van de gronden van het bezwaar heeft verzocht. Bovendien had de ontvanger, in het geval dat – zoals door de ontvanger ter zitting is betoogd – het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend, belanghebbende in verband met de termijnoverschrijding moeten horen. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een kopie van de voornoemde brieven en een ontvangstbewijs van de Belastingdienst, kantoor Prinsenhof Den Haag, afgestempeld op 19 januari 2021, overgelegd.
De inspecteur betwist de ontvangst van de uitstelverzoeken en stelt dat hij de gronden van het bezwaar niet tijdig heeft ontvangen. Bovendien zou hij, in het geval dat hij wel tijdig een uitstelverzoek zou hebben ontvangen, dit verzoek waarschijnlijk hebben afgewezen.
Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat hij tijdig om uitstel heeft verzocht voor het indienen van de gronden van het bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende niet in zijn bewijslast geslaagd. Belanghebbende heeft met betrekking tot de brief met dagtekening 28 december 2020 geen bewijs van aangetekende verzending of een verzendadministratie overgelegd waaruit de terpostbezorging volgt. Niet aannemelijk is dus dat deze brief daadwerkelijk is verzonden. Voor zover kan worden aangenomen dat de brief met dagtekening 18 januari 2021 op dezelfde dag is verzonden, is deze niet eerder dan 19 januari 2021 door de ontvanger ontvangen en daarmee buiten de termijn voor het indienden van gronden ingediend. Niet aannemelijk is dus dat deze brief tijdig door de ontvanger is ontvangen. Ervan uitgaande dat de ontvanger uitstel zou hebben verleend voor het indienen van de gronden van het bezwaar, dan heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij (tijdig) om een dergelijk uitstel heeft verzocht. Onder die omstandigheden heeft de ontvanger het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard. Alles wat belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd en hiervoor nog niet expliciet is besproken kan niet tot een ander oordeel leiden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 10 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.