Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:77, 21/808
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:77, 21/808
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 januari 2022
- Datum publicatie
- 25 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:77
- Zaaknummer
- 21/808
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/808 en 21/810 tot en met 21/813
Beslissing van 12 januari 2022
Beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [adres] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Het verzoek
De inspecteur heeft met dagtekening 29 juni 2021 in de zaak met zaaknummer 21/808 een verweerschrift ingediend waarvan bijlage 39 is geschoond. In de zaken met zaaknummers 21/810 tot en met 21/813 heeft de inspecteur eveneens met dagtekening 29 juni 2021 een verweerschrift ingediend waarvan bijlage 57 is geschoond. De bijlagen 39 en 57 (hierna: de bijlagen) zijn identiek. De ongeschoonde versies van de bijlagen (hierna: de geheimgehouden stukken) zijn door de inspecteur, eveneens bij brieven met dezelfde dagtekeningen (hierna: de aanbiedingsbrieven), gedeeltelijk verstrekt aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank. In de aanbiedingsbrieven heeft de inspecteur verzocht om de ongeschoonde versies van de bijlagen geheim te houden op grond van artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft een afschrift van de verweerschriften, met de geschoonde bijlagen, en van de aanbiedingsbrieven aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
Bij brief van 20 september 2021 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank de inspecteur erop gewezen dat de ongeschoonde versies van de mailberichten van 26 juli en 30 juli 2018 (zie hierna in 1.3) niet zijn overgelegd. In aanvulling hierop heeft de inspecteur, met dagtekening 22 september 2021, de ontbrekende ongeschoonde versies van de betreffende mailberichten overgelegd.
De bijlagen bevatten de volgende stukken:
1. Een mailbericht van 26 juli 2018 verzonden door [naam] van de Belastingdienst. Het mailbericht is verzonden aan “ [e-mailadres] ”.
Geschoond is:
a. De naam van de persoon aan wie de mail is verzonden, zowel in de aanhef als in het mailadres.
2. Een mailbericht van 30 juli 2018 verzonden aan [naam] van de belastingdienst met twee bestanden met de omschrijving “Opbrengst [A] .pdf” en “Overeenkomst van geldlening.pdf “. Het mailbericht is afkomstig van “ [e-mailadres] .
Geschoond is:
a. De naam van de persoon van wie de mail afkomstig is, zowel in de ondertekening als in het mailadres.
b. Het bestand met de titel “Overeenkomst van geldlening.pdf”. Dit bestand is niet bijgevoegd.
3. Het (ongeschoonde) bestand met de titel “Opbrengst [A] .pdf”.
De inspecteur heeft als reden voor de geheimhouding opgegeven de bescherming van de privacy van derden en de aan zijn ambt verbonden geheimhoudingsplicht.
Bij brief van 2 augustus 2021 heeft belanghebbende aangegeven niet akkoord te gaan met het verzoek tot geheimhouding.
2 Overwegingen
Geen zitting
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen.1 De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat belanghebbende zich voldoende op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding.
Algemeen
De omstandigheid dat een stuk een stuk in de zin van artikel 8:42 Awb is brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt immers aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
Uit de brieven van de inspecteur leidt de geheimhoudingskamer af dat de inspecteur zich beroept op variant a.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken (veronderstellend dat deze stukken op de zaak betrekking hebben in de zin van artikel 8:42 van de Awb) en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om (delen) van de stukken geheim te houden.
De inspecteur heeft als reden voor de geheimhouding van de (delen van) de stukken opgegeven de bescherming van de privacy van derden en de aan zijn ambt verbonden geheimhoudingsplicht.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de bescherming van de privacy van derden als een voldoende zwaarwegende reden zou kunnen gelden ter rechtvaardiging van de geheimhouding van stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb2.
Ten aanzien van het schonen van de mailberichten (1.a en 2.a) van de naam van de persoon met wie is gecorrespondeerd overweegt de geheimhoudingskamer dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van de naam van de persoon met wie gecorrespondeerd is. Het bedrijf waaraan deze persoon is verbonden, blijkt uit het mailadres en is wel kenbaar. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze passages sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.
Ten aanzien van het geheimhouden van het bestand met de titel “Overeenkomst van geldlening.pdf“ (2.b) overweegt de geheimhoudingskamer het volgende. Zoals in het mailbericht van 30 juli 2018 staat vermeld, bevat het bestand de overeenkomst van geldlening en verpandingsakte tussen met namen genoemde partijen. Naast de (bedrijfs)namen van de betrokken partijen kan uit de stukken worden afgeleid de hoogte van het geleende bedrag en de rente, en de voorwaarden waaronder de lening is verstrekt. Uit het bestand zijn derhalve financiële gegevens en rechtsbetrekkingen tussen derden af te leiden. Gelet hierop is de geheimhoudingskamer van oordeel dat het belang van de inspecteur bij bescherming van die gegevens aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij bekendmaking van die gegevens. Dit is een gewichtige reden die geheimhouding op grond van artikel 8:29 Awb rechtvaardigt.
Het voorgaande betekent dan ook dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van (delen van) de bijlagen gerechtvaardigd is.
3 Beslissing
De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 12 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.