Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:958, AWB - 20 _ 9789

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:958, AWB - 20 _ 9789

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
23 februari 2022
Datum publicatie
10 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:958
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9789

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/9789

uitspraak van 23 februari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 16 oktober 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de teruggaafbeschikking omzetbelasting voor het tijdvak 18 november 2019 tot en met 31 december 2019 (beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] .O.02.9501).

Zitting

Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een nieuwbouwwoning laten bouwen aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Op de woning zijn 30 (niet-geïntegreerde) zonnepanelen geïnstalleerd. De zonnepanelen beslaan een dakoppervlakte van 56 m². De totale gebruiksoppervlakte van de woning bedraagt 231 m².

2.2.

De aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting bedraagt over de kosten van de bouwgrond € 24.336, over de bouwkosten van de woning € 56.449, en over het plaatsen van de zonnepanelen € 2.478,36.

2.3.

De stroom die door belanghebbende niet wordt gebruikt, wordt geleverd aan het energiebedrijf. Alleen voor de levering van opgewekte stroom aan het energiebedrijf is belanghebbende aangemerkt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

2.4.

Belanghebbende heeft een ‘aangifte omzetbelasting voor startende ondernemers’ gedaan voor het tijdvak 18 november 2019 tot en met 31 december 2019. In de aangifte is verzocht om een teruggaaf van € 2.475. De gevraagde teruggaaf is door de inspecteur conform de ingediende aangifte verleend door middel van een teruggaafbeschikking.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking en daarbij verzocht om een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting van € 15.762. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen.

Geschil

2.6.

In geschil is of en zo ja voor welk bedrag belanghebbende recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting die aan hem in rekening is gebracht in verband met de aankoop van de grond en de bouw van de woning.

Beoordeling van het geschil

2.7.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt en rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de aanschaf van de grond en de bouw van de woning enerzijds en de levering van energie aan het energiebedrijf anderzijds. De inspecteur betwist het door belanghebbende gestelde rechtstreeks en onmiddellijk verband.

2.8.

Wat betreft het recht van aftrek van omzetbelasting ter zake van de grond- en bouwkosten van de woning heeft belanghebbende in beginsel alleen recht op aftrek van voorbelasting indien sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van de energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning. Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1158 leidt de rechtbank af dat bij de beoordeling of van een dergelijk verband sprake is in geval van een woning, die naar haar aard zowel voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kan worden gebruikt, het aan belanghebbende is om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting door de inspecteur, aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden aangenomen dat de uitgave haar uitsluitende oorzaak vindt in de belastbare activiteit ondanks het privégebruik van het goed en ongeacht de mate van dat privégebruik.

2.9.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde grond- en bouwkosten uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. Integendeel, belanghebbende voert aan dat hij zich bij de bouw van de woning voornamelijk heeft laten leiden door de functie van het pand als woning. Daaruit leidt de rechtbank af dat belanghebbende de kosten voor de grond en de bouw van zijn woning hoe dan ook zou hebben gemaakt, ook wanneer hij de zonnepanelen niet zou hebben aangeschaft. Het bedoelde rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning is dus niet aanwezig. Dat belanghebbende reeds voorafgaand aan de bouw rekening heeft gehouden met het (over)produceren van energie kan, ook als die stelling klopt, niet aan voornoemd oordeel afdoen. Evenmin kan de omstandigheid dat belanghebbende zonder de bouw van de woning geen mogelijkheid had om zonnepanelen te plaatsen, wat daar ook van zij, afdoen aan voornoemd oordeel.

2.10.

Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende geen recht op een aanvullende teruggave van omzetbelasting. De door belanghebbende ingenomen stellingen over de hoogte van de aanvullende teruggave behoeven daarom geen behandeling. Het beroep is ongegrond.

2.11.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 23 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.