Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1725, 02/190993-20 (ontneming)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1725, 02/190993-20 (ontneming)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 maart 2023
- Datum publicatie
- 16 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2023:1725
- Zaaknummer
- 02/190993-20 (ontneming)
Inhoudsindicatie
Afwijzing ontnemingsvordering. Op basis van art. 36e lid 2 is ontneming niet mogelijk; de enkele omstandigheid dat een geldbedrag voorwerp is van het bewezenverklaarde misdrijf witwassen, brengt niet met zich dat alleen al daarom dat geldbedrag wederrechtelijk verkregen voordeel vormt, van vermogensvermeerdering is niet gebleken. Op basis van art 36e lid 3 Sr is ontneming niet mogelijk; er zijn wel aanwijzingen dat betrokkene bepaalde uitgaven heeft gedaan die niet met legale inkomsten kunnen worden verklaard, maar niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/190993-20
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2023
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: M. van Stratum, advocaat te ’s-Gravenhage
1 De procedure
Betrokkene is bij gelijktijdig vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2023 veroordeeld voor - kort gezegd - onder meer gewoontewitwassen tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend. Deze vordering is
- gelijktijdig met de hoofdzaak met hetzelfde parketnummer - inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C. Wiegant, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt vastgesteld op een bedrag van € 88.350 en dat aan betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag nu betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de ontnemingsvordering.
Een veroordeling voor gewoontewitwassen leidt niet zonder meer tot de conclusie dat betrokkene feitelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Subsidiair wordt verzocht het gevorderde te matigen door een verdeelsleutel van 20-80 voor verdachte en haar echtgenoot te hanteren.