Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:854, 23/9970

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:854, 23/9970

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 februari 2025
Datum publicatie
21 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:854
Zaaknummer
23/9970

Inhoudsindicatie

IB/PVV Afkoopsom lijfrente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/9970

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 september 2023.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.879 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.007 (de navorderingsaanslag). Bij gelijktijdige beschikkingen zijn aan belanghebbende € 311 aan belastingrente en € 1.404 aan revisierente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslag ambtshalve verminderd: het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is verminderd tot € 92.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen. De inspecteur heeft daarbij de navorderingsaanslag – zoals vastgesteld na ambtshalve vermindering – en de rentebeschikkingen gehandhaafd.

1.4.

De inspecteur heeft op beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft beroep op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Namens de inspecteur hebben hieraan deelgenomen: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.

1.6.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 november 2024 naar het adres [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Aangezien uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 29 november 2024 aan belanghebbende op dit adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep