Home

Raad van State, 03-12-2009, BK8222, 200908070/2/M2

Raad van State, 03-12-2009, BK8222, 200908070/2/M2

Inhoudsindicatie

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2009, heeft

[appellant] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) op zijn verzoek van 1 juli 2009 om wijziging van de vergunning als bedoeld in de Wet milieubeheer voor een houtbewerkingsfabriek aan de [locatie] te Culemborg.

Uitspraak

200908070/2/M2.

Datum uitspraak: 3 december 2009

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2009, heeft

[appellant] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) op zijn verzoek van 1 juli 2009 om wijziging van de vergunning als bedoeld in de Wet milieubeheer voor een houtbewerkingsfabriek aan de [locatie] te Culemborg.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8.23, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 8.6 van de Wet milieubeheer, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de voorbereiding van een beschikking op een verzoek om toepassing van artikel 8.23.

Ingevolge artikel 3.10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, is afdeling 3.4 niet van toepassing op de voorbereiding van een besluit inhoudende de afwijzing van een aanvraag tot of wijziging van een besluit.

2.2. Nu het college niet heeft gereageerd op het hierboven vermelde verzoek van [appellant] is in dit geval niet duidelijk of ten aanzien van het reële besluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 maart 2007 in zaak nr. 200609322/2) moet in een geval als dit, waarin niet kan worden vastgesteld of afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, de beslistermijn worden geacht te zijn overschreden indien het bevoegd gezag binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag geen definitief besluit heeft genomen en evenmin een ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegd.

2.4. Het verzoek van [appellant] dateert van 1 juli 2009. Het college heeft niet binnen 14 weken na ontvangst van het verzoek een besluit genomen noch een ontwerp van een besluit ter inzage gelegd. Verder is niet gebleken dat het college de termijn met toepassing van artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft verlengd of op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht heeft opgeschort. Het college heeft dan ook niet tijdig een besluit genomen.

2.5. Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Daarbij is onder meer afdeling 8.2.4a aan de Algemene wet bestuursrecht toegevoegd.

Ingevolge het overgangsrecht van artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4a in werking is getreden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Het beroepschrift is bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2009. Het beroepschrift moet daarom worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat sinds 1 oktober 2009 geldt.

Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen bezwaar te maken, tenzij tegen het besluit beroep openstaat met toepassing van afdeling 8.2.4a.

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

Ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, kan, indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.

2.6. [appellant] heeft het college niet schriftelijk medegedeeld dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Er bestaat geen grond om te oordelen dat dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.

2.7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Sloten w.g. Taal

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2009

325-584.