Raad van State, 25-10-2022, ECLI:NL:RVS:2022:3062, 202200975/1/V2
Raad van State, 25-10-2022, ECLI:NL:RVS:2022:3062, 202200975/1/V2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2022
- Datum publicatie
- 2 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:3062
- Formele relaties
- Eerste aanleg:, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 202200975/1/V2
Inhoudsindicatie
Bij besluiten van 10 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hen een inreisverbod uitgevaardigd.
Uitspraak
202200975/1/V2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 februari 2022 in zaken nrs. NL21.19592 en NL21.19594 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 10 december 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hen een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 11 februari 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. De in de eerste tot en met vierde grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022,
. Uit deze uitspraak volgt dat de grieven slagen.2. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De beroepen zijn gegrond en de besluiten van 10 december 2021 worden vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvragen moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdelingen verder in beroep en hoger beroep hebben aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 februari 2022 in zaken nrs. NL21.19592 en NL21.19594;
III. verklaart de beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van 10 december 2021, V-[…], V-[…] en V-[…];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Renting
griffier
894