NTFR 2003/1650 - Gaat het wel goed met de Belastingdienst?

NTFR 2003/1650 - Gaat het wel goed met de Belastingdienst?

mJR
mr. J.B.H. RöbenVice-president Hof Arnhem.
Bijgewerkt tot 9 oktober 2003

In Hoofdstuk IX B van de recente Miljoenennota wordt ingegaan op de 'Beleidsagenda' van het ministerie van Financiën. Voor de beoefenaren van het vak belastingen is het interessant om eens na te lezen hoe de minister van Financiën zijn taken ziet en waar de accenten zullen liggen bij de uitvoering van de belastingheffing.

Hoofddoelstelling van het ministerie van Financiën is 'het zo optimaal mogelijk vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van de regering'. Voor de hand liggend is eveneens operationele doelstelling nr. 1: 'Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven en het bijdragen aan de realisatie van niet–fiscale doelstellingen van overheidsbeleid.' Voor de praktijk van de belastingheffing wordt het interessant als we komen bij operationele doelstelling nr. 2. Deze doelstelling luidt: 'Belastingplichtigen dienstverlening aanbieden op de manier die bij hen past.' Uit de toelichting blijkt dat deze doelstelling erop is gericht om de leus 'leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker' verder in te vullen. Het blijkt in de eerste plaats te gaan over het op zo eenvoudige mogelijke wijze de fiscale verplichtingen kunnen nakomen, de goede bereikbaarheid van de Belastingdienst en de informatievoorziening. Voor controle op de kwaliteit van de uitvoering van de belastingwetgeving noemt de toelichting bij Hoofdstuk IX B de FIX–score, ofwel de fiscale kwaliteitsindex. Deze index, die overigens niet wordt toegelicht, wordt jaarlijks gemeten op basis van uitkomsten van evaluatieonderzoeken bij de zes grote middelen.

Verder meldt de baten–lastenparagraaf van de Belastingdienst dat die dienst een aanvraag heeft ingediend om per 1 januari 2004 de status van 'agentschap' te verkrijgen en dat de minister van Financiën 'eigenaar van de Belastingdienst' (!?) is. Het sturen op resultaat door de Belastingdienst wordt daarmee beter mogelijk, aldus de toelichting. Vervolgens lezen we dat het gaat om het relateren van doelstellingen aan de opgeofferde middelen, kostenbewustzijn, doelmatigheidsverbetering, enz., enz.

Nu weet iedereen wel dat de Nederlandse Belastingdienst organisatorisch intussen aardig in elkaar zit. De meeste aanslagbiljetten en teruggaven komen op tijd. En daar gaat het tenslotte om. Maar hoe staat het met de kwaliteit van het werk? Met die vraag bedoel ik niet of alles op tijd komt en er netjes uitziet, maar wordt er nog wel goed gekeken naar de aangiften die een beetje extra aandacht zouden verdienen? Naast de managementretoriek lezen we daarover in de Miljoenennota niets. Wie nog wel eens een belastingambtenaar spreekt, merkt echter een zekere moedeloosheid. De zoveelste reorganisatie binnen tien jaar is nog niet afgerond of de volgende reorganisatie wordt al weer aangekondigd. 'Weer een jaar lang dossiers zoek', hoorde ik onlangs van een belastingambtenaar. Of: 'Nog geen tien procent van de aangiften wordt echt bekeken. Door de bezuinigingen en de personeelsstop van dit jaar wordt het alleen maar erger. De terreur van het management is groot. Naar buiten wordt verkondigd of de inspecteur beslist. In werkelijkheid beslist de kennisgroep of de computer.'

Nu moet je met een praatje in het voorbijgaan altijd voorzichtig zijn, maar als een gerenommeerde inspecteur als Bruins Slot de handdoek in de ring gooit en bij zijn afscheid spreekt over 'kommervolle omstandigheden' en opmerkt: 'Mijn grootste probleem is de twijfel die ik heb over de mate waarin de beleidsmakers hun superieuren op de hoogte stellen van de realiteit op de werkvloer', dan lijkt er reden te zijn om zich eens even achter het oor te krabben.

Merkt het publiek er wat van? De grote groep belastingplichtigen voor wie de loonheffing eindheffing is waarschijnlijk niet. De IB–betalers merken het wel. Een vragenbrief van de inspecteur wordt steeds zeldzamer. Belastingadviseurs weten maar al te goed dat veel aangiften administratief worden afgedaan. Ongetwijfeld wordt daarop ingespeeld.

Een uiting van de aandacht voor massale processen en de mindere aandacht voor de belastingheffing in het individuele geval is dat bij het doen van aangifte langs elektronische weg geen prijs meer wordt gesteld op het toezenden van documenten. Gevolg daarvan is dat door het niet kunnen meezenden van een schriftelijke toelichting of een document de rechtsbescherming van het nieuw feit voor een belangrijk deel om zeep wordt geholpen. Een aanslag is een beschikking die op grond van de regels van de Algemene wet bestuursrecht met zorgvuldigheid moet worden voorbereid. Daarbij past dat het bestuursorgaan dat de Belastingdienst is, eventueel in overleg met de burger, zoveel mogelijk relevante gegevens verzamelt. Het tegengaan of onmogelijk maken voor de burger om een toelichting bij zijn aangifte in te zenden is fundamenteel onjuist. Schaf dan een groot aantal fiscale regels af of vereenvoudig die regels, waardoor het mogelijk wordt om van een eenvoudige inkomstenbelasting een aangiftebelasting te maken waarbij voor naheffing geen nieuw feit is vereist.

Waarom zo somber? Recent ontmoette ik een belastinginspecteur die een procedure voerde waarin alles wat bij de Belastingdienst mis kon gaan ook was misgegaan. Op de vraag, waarom hij de zaak dan toch doorzette, antwoordde hij: 'Alleen met een uitspraak van het hof kan ik de leiding misschien nog duidelijk maken dat het werken met voorgeschreven concepten en systemen aan een goede beoordeling van het individuele geval in de weg staat.'

Een kwalitatief goede uitvoering van de belastingheffing is een belangrijke publieke zaak. Wellicht kan daaraan volgend jaar in de Miljoenennota, tussen het management–bla–bla, een passage worden gewijd. Voor de uitslag van het medewerkerstevredenheidsonderzoek is vast ook nog wel plaats.