NTFR 2003/2098 - Eén BTW-loket

NTFR 2003/2098 - Eén BTW-loket

pdRvdP
prof. dr. R.N.G. van der PaardtProf.dr. R.N.G. van der Paardt is hoogleraar fiscale economie Erasmus Universiteit Rotterdam en belastingadviseur bij Loyens & Loeff N.V. te Rotterdam.
Bijgewerkt tot 18 december 2003

Administratieve lastenverlichting voor ondernemers is één van de doelstellingen waarop Nederland de komende jaren zal focussen, ook op het terrein van de indirecte belastingen, zoals de BTW. De Nederlandse regering en met name staatssecretaris Wijn hebben aangegeven dat de administratieve lasten in Nederland met een kwart zullen worden teruggebracht. Tijdens de Nieuwspoort–Fortislezing van 6 november 2003 geeft staatssecretaris Wijn aan dat dat alleen lukt als ook de lasten die worden veroorzaakt door Europese verplichtingen kunnen worden aangepakt. Een manier om dat te doen is de invoering van het één–loketsysteem, waarbij bedrijven de BTW die ze in Europese landen betalen in hun eigen land kunnen terugvorderen.

De huidige situatie

In de huidige situatie moeten ondernemers die kosten maken in andere EU–landen in ieder van die landen een verzoek om teruggaaf doen van de aldaar betaalde BTW. Deze grensoverschrijdende teruggaaf van BTW is een punt dat Wijn op de Europese agenda wil plaatsen. Met name door de toetreding van tien nieuwe lidstaten zou dat een goede gedachte zijn, omdat het daarmee voor ondernemers een stuk eenvoudiger wordt om de lokaal betaalde BTW terug te krijgen. Op dit moment is het al een hele toer voor bijvoorbeeld transportondernemers om de BTW die betaald is op brandstof in de diverse lidstaten binnen een redelijke termijn terug te vorderen. Er zijn zelfs voorbeelden van landen waar het jaren duurt, zo niet bijna onmogelijk is, om de betaalde BTW terug te vorderen, waarbij allerlei onorthodoxe methoden worden gebruikt om teruggaaf aan buitenlandse ondernemers te frustreren. Een mooi voorbeeld daarvan uit het verleden is Italië, waarin vele teruggaafverzoeken niet konden worden gedaan omdat over het verzoek vragen moesten worden gesteld aan de buitenlandse ondernemers. Maar het was de Italiaanse belastingdienst niet toegestaan brieven te versturen met hogere porto dan die voor het binnenland gold. Op die manier konden de vragen dus niet worden gesteld, de antwoorden niet worden ontvangen en het verzoek dus niet worden afgewerkt. Ook met betrekking tot de tien volgend jaar toetredende lidstaten zal moeten worden afgewacht welke werkwijze zal worden toegepast om ondernemers uit andere landen hun betaalde BTW te retourneren.

Vanuit de belastingdiensten die met de uitvoering van de teruggaaf belast zijn, is het ook wel begrijpelijk dat met grote zorgvuldigheid wordt gehandeld alvorens er aan niet in het binnenland gevestigde bedrijven bedragen aan BTW worden terugbetaald. Zou die teruggaaf namelijk gebaseerd zijn op een onjuiste factuur en is de in rekening gebrachte BTW feitelijk niet aan diezelfde overheid afgedragen door de leverancier van de goederen of diensten, dan vloeit er per saldo geld uit de schatkist. Is dat het geval, dan zal het niet eenvoudig zijn het betaalde bedrag terug te vorderen omdat degene aan wie betaald is zich in een ander EU–land bevindt en moet er een beroep worden gedaan op de belastingdienst in de lidstaat waar de ondernemer aan wie de teruggaaf is verleend, gevestigd is. In dat verband is op 7 oktober 2003 Verordening nummer 1798/2003 door de Europese Raad gepubliceerd die per 1 januari 2004 in werking treedt. Deze verordening betreft de administratieve samenwerking op het gebied van de BTW, waarbij de doelstelling is belastingontduiking en –ontwijking aan te pakken door nauwe samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten. Daarbij wordt naast informatie–uitwisseling ook geregeld dat het mogelijk wordt om een administratief onderzoek op aanvraag van de belastingautoriteit van een andere lidstaat te laten plaatsvinden. Ook is het mogelijk dat de autoriteiten uit de ene lidstaat aan een onderzoek in een ander land meedoen of dat er gelijktijdige controles bij een belastingplichtige in diverse lidstaten kunnen plaatsvinden. Op deze wijze moet het mogelijk zijn fraude met BTW te voorkomen of in elk geval vroegtijdig te onderkennen en aan te pakken zodra daarvan sprake is.

Een uitdaging of een brug te ver?

Het idee van de één–loketgedachte is in dat verband een uitdaging. Want wat betekent dit in de praktijk? Een Nederlandse transportondernemer, bijvoorbeeld, kan dan de in België, Frankrijk en Spanje betaalde BTW op brandstof en andere kosten die verband houden met zijn activiteit in die landen, terugvragen aan de Nederlandse belastingdienst. Deze belastingdienst betaalt derhalve niet alleen in Nederland betaalde BTW, maar ook die van andere landen uit en zal vervolgens weer de uitbetaalde BTW moeten verrekenen met de lidstaten waar de BTW in rekening is gebracht. Aan een dergelijke procedure zitten twee lastige kanten. Het eerste punt is dat de Nederlandse belastingdienst in staat moet zijn de facturen die de ondernemer indient voor de teruggaaf te beoordelen op juistheid. Daargelaten het probleem dat die facturen zijn opgesteld in diverse talen, is het moeilijkste punt te beoordelen of de factuur is opgemaakt door een ondernemer die feitelijk geregistreerd is in het desbetreffende land. Nu is daarbij een lichtpunt dat de Europese Unie ook een richtlijn heeft aangenomen waarbij de factuurvereisten zijn geharmoniseerd. Deze harmonisatie leidt er echter niet toe dat de facturen in de diverse EU–landen voor 100% hetzelfde zullen zijn. Zo is in Nederland bepaald dat bij leveringen van goederen door een Nederlandse ondernemer bij binnenlandse transacties er geen verplichting bestaat om het BTW–nummer van de afnemer te vermelden. Wel zal hij zijn eigen BTW–nummer op de factuur dienen te vermelden. Dat betekent dat de Nederlandse belastingdienst bij de beoordeling van de teruggaaf van bijvoorbeeld Franse BTW de Nederlandse ondernemer kan vragen de facturen te overleggen en te onderzoeken of de facturen voldoen aan de eisen. Eveneens zou kunnen worden overwogen om aan de hand van het BTW–nummer van de Franse benzineleverancier een onderzoekje te doen of dit nummer geregistreerd is bij de Franse fiscus. Of daarmee de procedure sneller zal verlopen dan thans het geval is bij de procedure waarin de Franse BTW bij de Franse fiscus wordt teruggevraagd, is daarmee de vraag.

Het tweede aspect is de verrekening van de BTW tussen de lidstaten. Kan de Franse belastingdienst erop vertrouwen dat de Nederlandse belastingdienst dezelfde zorgvuldigheid betracht als zij zelf zal doen bij het beoordelen van de facturen die door de Nederlandse transporteur worden ingediend om de Franse BTW terug te geven? Omgekeerd zal een Nederlandse autoriteit ervan overtuigd moeten zijn dat haar Italiaanse en straks haar Poolse en Tsjechische collega"s hetzelfde zullen doen bij de beoordeling van de benzinebonnetjes die door de Italiaanse, Poolse en Tsjechische transporteurs worden ingediend om Nederlandse BTW terug te geven. Kortom, een hoge mate van wederzijds vertrouwen en de kwaliteit van de toetsing van de BTW–teruggaaf zijn belangrijke voorwaarden om dit één–loketsysteem ingevoerd te krijgen.

Staatssecretaris Wijn zegt echter dat dit geen luchtkastelen zijn, aangezien er in Europees verband ook afspraken gemaakt zijn over de BTW–heffing op internetdiensten. Ook daar worden tussen de lidstaten BTW–bedragen verrekend. Daarbij gaat het echter niet om teruggaaf van aanzienlijke bedragen, maar om het afdragen van BTW door internetbedrijven die niet in de Europese Unie zijn gevestigd. Deze bedrijven kunnen volstaan met het aan één belastingautoriteit afdragen van de BTW met betrekking tot inkomsten uit internetdiensten die in diverse EU–landen worden gegenereerd. De internetprovider uit Amerika die klanten heeft in Nederland, België, Frankrijk en Duitsland behoeft in dat systeem slechts in één land aangifte te doen en zal aldaar de BTW naar de tarieven van Nederland, België, Frankrijk en Duitsland afdragen. De ontvangende autoriteit zal de desbetreffende bedragen doorgeven aan de landen waar de BTW feitelijk thuishoort. Het doorgeven van ontvangen bedragen van een buitenlandse ondernemer is echter nog iets anders dan het betalen van BTW die door een andere lidstaat is teruggegeven aan ondernemers, zo lijkt mij.

Doorbraak naar ander BTW systeem voor grensoverschrijdende transacties

Ondanks de hiervoor genoemde kritische kanttekeningen verdient het plan van Wijn het niet naar de prullenbak te worden verwezen. En wel omdat het een daadwerkelijke doorbraak kan zijn in de strijd tegen de lastenverzwaring voor de ondernemers in de Europese Unie, waardoor de geloofwaardigheid van de vrije interne markt ook voor de burgers en ondernemers een steuntje in de rug krijgt. Tevens zal het systeem van onderlinge BTW–verrekening de basis voor het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten in de afhandeling van BTW–zaken versterken. Toen in 1993 de interne grenzen en de controles werden opgeheven, werd daarbij een BTW–systeem gecreëerd dat bekend staat als het systeem van de intracommunautaire leveringen en verwervingen. Dit systeem werd toen ingevoerd als een tijdelijk systeem dat eigenlijk eind 1997 zou moeten worden vervangen door een definitief systeem waarin iedere ondernemer lokale BTW in rekening zou moeten brengen, ook aan afnemers in andere EU–landen. Deze buitenlandse BTW zou de ondernemer vervolgens moeten kunnen terugclaimen als voorbelasting op zijn eigen lokaal ingediende BTW–aangifte. Ook dan zou de teruggegeven BTW op geleverde goederen tussen de lidstaten moeten worden verrekend (het zogenoemde clearingsysteem). Juist vanwege het gebrek aan vertrouwen en de risico"s van fraude werd van dit systeem afgezien en is het ook na de beoogde overgangsperiode van vier jaar niet opnieuw op de agenda gekomen. Het één–loketsysteem voor de teruggaven aan de buitenlandse ondernemers zou een eerste start kunnen zijn om te zien of een dergelijk clearingsysteem toch uiteindelijk ingevoerd zou kunnen worden.

Dit systeem zou een einde kunnen maken aan het thans ook niet perfect lopende systeem van de toepassing van een nultarief voor intracommunautaire leveringen, waarbij ondernemers aan allerlei administratieve vereisten moeten voldoen om te kunnen aantonen dat de goederen aan een ondernemer in een andere lidstaat zijn geleverd en naar die ondernemer zijn vervoerd. Met name het vervoer naar de andere lidstaat dient te worden aangetoond, waarbij de vrachtbrief (CMR) een belangrijke rol vervult. De staatssecretaris van Verkeer– en Waterstaat heeft onlangs gesuggereerd de administratieve lasten voor de transportondernemers te willen verlichten door de vrachtgeleide documenten zoals deze vrachtbrief af te schaffen. Onder de huidige omstandigheden is deze vrachtbrief echter een onmisbaar bewijsmiddel in het intracommunautaire goederenverkeer en vrijwaart deze de ondernemers voor grote problemen met betrekking tot de toepassing van het BTW–nultarief. Een echte administratieve lastenverlichting (inclusief de afschaffing van de vrachtgeleide documenten) voor deze ondernemers kan derhalve pas aan de orde zijn indien ook het thans geldende BTW–systeem op de helling gaat.

Denkbaar is dat het al in 1992 bedachte clearingstelsel kan worden ingevoerd. Een andere mogelijkheid is het BTW–verleggingsstelsel uit te breiden tot alle handelstransacties tussen ondernemers (in eigen land en in andere lidstaten). Voor beide stelsels is echter op dit moment in Europees verband geen politieke consensus, zodat de administratieve lasten voor de ondernemers in de Europese Unie voorlopig nog wel hoog zullen blijven.