NTFR 2004/1371 - Gezwicht onder de druk van de weerbarstige praktijk?

NTFR 2004/1371 - Gezwicht onder de druk van de weerbarstige praktijk?

mAV
mr. A.J.E.M. VollenbroekWerkzaam als pensioenjurist bij Plusvalenza.
Bijgewerkt tot 23 september 2004

Eerder dit jaar heeft de staatssecretaris in een besluit toegestaan, dat onder bepaalde voorwaarden pensioenuitkeringen mogen worden gedaan in beleggingseenheden. 1 De pensioenuitkeringen worden dan niet uitgedrukt in een vast bedrag van euro‘s, maar het bedrag van de uitkeringen in euro‘s varieert met de onderliggende waarde van de beleggingseenheden. Dit fenomeen was al bekend in de lijfrentesfeer, maar werd tot voor kort uit de pensioensfeer geweerd, en misschien wel om goede redenen! Mij heeft dit besluit in ieder geval om uiteenlopende redenen zeer verbaasd.

Terug in de tijd

In de eerste plaats vanwege de wijze waarop dit besluit tot stand is gekomen. Daarvoor moeten we terug in de tijd en zullen we eerst moeten kijken naar de ontwikkelingen in de lijfrentesfeer. Vanaf de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 1964 tot 29 november 2001 is altijd duidelijk geweest dat een lijfrenteverzekering die uitkeert in beleggingseenheden in aanmerking kwam voor fiscale faciliëring. 2 In november 2001 bleek dat het inzicht van de staatssecretaris inmiddels was voortgeschreden. Vanaf dat moment was een lijfrenteverzekering die uitkeert in beleggingseenheden in beginsel toegestaan, mits de verzekering het karakter van een reële oudedagsvoorziening zou hebben. 3 Wat onder een ‘reële oudedagsvoorziening‘ moest worden verstaan, zou in een later beleidsbesluit worden vastgelegd. Terwijl dit latere besluit nog op zich liet wachten, bestond kennelijk de behoefte om de problematiek rond uitkeringen in beleggingseenheden wettelijk vast te leggen. Met ingang van 1 januari 2003 is dit gebeurd. Aan art. 1.7 Wet IB 2001 is een derde lid toegevoegd waarin een wettelijke basis is gelegd voor het fiscaal faciliëren van een lijfrenteverzekering die uitkeert in beleggingseenheden, mits deze voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. Tot op de dag van vandaag heeft deze ministeriële regeling echter het licht nog niet mogen zien omdat ‘overleg over dit soort producten nog volop gaande is‘.

In navolging op de regelgeving in de lijfrentesfeer, bestond in de praktijk de wens om ook pensioenuitkeringen in beleggingseenheden toe te staan. De staatssecretaris heeft herhaaldelijk aangegeven daar vooralsnog niet voor te voelen. Enerzijds omdat uitkeringen in beleggingseenheden niet passen binnen de fiscale eisen waaraan een gefacilieerde pensioenregeling moet voldoen, en anderzijds omdat het overleg met de betrokken partijen over uitkeringen in beleggingseenheden in de lijfrentesfeer ‘nog volop gaande was‘. 4 Dus wat schetst mijn verbazing, toen de staatssecretaris hierop ineens terugkwam. Dit omdat hem signalen hadden bereikt, dat ten aanzien van bestaande pensioenregelingen met uitkeringen in beleggingseenheden problemen zijn ontstaan vanwege het uitblijven van aan deze pensioenregelingen nader te stellen voorwaarden!

Dat in de lijfrentesfeer onduidelijkheid bestaat over de nadere voorwaarden, kan ik gezien de bovenstaande geschiedenis wel begrijpen. Maar over pensioenen heeft nooit onduidelijkheid bestaan. De staatssecretaris heeft altijd klip en klaar gezegd, dat in de pensioensfeer uitkeringen in beleggingseenheden niet zijn toegestaan en er is nimmer gesproken over nadere voorwaarden in de pensioensfeer! Is de staatssecretaris dan gezwicht voor de marktpartijen, die tegen al zijn waarschuwingen in toch gewoon dergelijke pensioenregelingen zijn blijven sluiten? En beloont hij dit gedrag vervolgens met een goedkeurend besluit?

Overigens wacht de praktijk nu nog steeds op de nadere voorwaarden in de lijfrentesfeer!

Maatschappelijk wenselijk?

Het besluit verbaast mij ook omdat de staatssecretaris met dit besluit volledig voorbijgaat aan de vraag of pensioenregelingen met uitkeringen in beleggingseenheden maatschappelijk wel wenselijk zijn. Dit zal immers mede onderwerp van gesprek zijn in het overleg over dit soort producten ‘dat nog volop gaande is‘ en komt wellicht ook aan de orde in het wetgevingsproces rond de nieuwe Pensioenwet. Pensioen– en lijfrenteverzekeringen die uitkeren in beleggingseenheden vinden hun oorsprong in de gedachte dat in de uitkeringsfase een beter rendement kan worden behaald op het bijeengebrachte kapitaal, wanneer een keuze bestaat in de wijze waarop dit kapitaal wordt belegd. Deze keuze bestaat niet meer, wanneer op de ingangsdatum van het pensioen of de lijfrente een vaste uitkering in euro‘s moet worden aangekocht.

De keerzijde is natuurlijk wel, dat de uitkeringen bij tegenvallende beleggingsresultaten ook veel lager kunnen uitvallen. Dat dit risico reëel is, werd in de afgelopen periode pijnlijk zichtbaar. Er zijn situaties bekend, waarbij de pensioen– of lijfrentegerechtigde zijn uitkering uitgedrukt in euro‘s van het ene op het andere jaar met 90% zag teruglopen. Ook de Ombudsman levensverzekeringen maakt over het jaar 2003 bij dit type pensioenproducten melding van verlagingen van pensioenuitkeringen in euro‘s tussen de 30% en de 70%.5 Uit een onderzoek van drs. J. Kooman6 blijkt, dat het continueren van de beleggingen na de ingangsdatum van het pensioen of de lijfrente slechts tot een verbetering van de omvang van de uitkeringen in euro‘s kan leiden, als de beleggingsmix zeer zorgvuldig wordt gekozen en dat het onverantwoord is, om de pensioengerechtigde zelf te laten bepalen hoe hij zijn kapitaal na ingangsdatum belegt. De beleggingsmix die Kooman voorstaat is overigens op de pensioen– en lijfrentemarkt niet verkrijgbaar!

Zou het al wenselijk worden geacht om dergelijke pensioen– en lijfrenteproducten op de markt te brengen, dan voegt de ombudsman daar overigens nog aan toe, dat het van groot belang is, dat de verzekeringnemer nadrukkelijk wordt gewezen op de risico‘s die dergelijke verzekeringsproducten met zich meebrengen. Verder wijst hij erop dat op de aanbieder en adviseur van dergelijke producten een bijzondere zorgplicht rust, niet alleen bij het sluiten van de overeenkomst, maar juist ook daarna. Tijdens de looptijd behoort de verzekerde te worden geïnformeerd over het verloop van de beleggingsopbrengsten en over de gevolgen daarvan voor de uitkeringen.

Als adviseur zou ik het goedkeurend besluit van de staatssecretaris dan ook niet opvatten als een aanmoediging om nu in volle vaart dergelijke pensioenproducten aan mijn cliënten te adviseren! Enerzijds vanwege de grote risico‘s, anderzijds vanwege de hoge eisen die de zorgplicht stelt aan het adviseren van dergelijke producten.

Een beter alternatief?

Een ander argument dat wel wordt genoemd ten faveure van pensioen– en lijfrenteverzekeringen in beleggingseenheden, betreft het voordeel dat de verzekeringnemer niet wordt gedwongen op de ingangsdatum van het pensioen zijn beleggingen liquide te maken tegen de dan geldende onaantrekkelijke koersen en marktrente. Dit bezwaar kan echter inmiddels worden ondervangen door het aanbrengen van een zogenoemde pensioenknip in verband met lage rentestanden. 7 Daarbij wordt op ingangsdatum niet direct een levenslange uitkering aangekocht, maar wordt de uitkering geknipt in een tijdelijke uitkering die direct ingaat en een levenslange uitkering die pas daarna ingaat. Voor de uitgestelde levenslange uitkering wordt dan gehoopt op gunstigere koersen en marktrente.

Gezwicht voor de praktijk?

Het voorgaande overziend, heb ik het gevoel dat de staatssecretaris zich onnodig heeft laten opjagen door de pensioenpraktijk bij het uitbrengen van dit besluit. Onduidelijkheid over zijn standpunt ten aanzien van pensioenproducten in beleggingseenheden heeft nooit bestaan. Dit kan dan ook niet hebben geleid tot problemen in de praktijk. Ten aanzien van lijfrenteproducten is dat een ander verhaal, en daar is de onduidelijkheid tot op de dag van vandaag niet opgelost!

Zodra de betrokken partijen zich nader uitlaten over de maatschappelijke wenselijkheid van pensioenuitkeringen in beleggingseenheden, zullen we weten wat de levensduur van dit besluit zal zijn.