NTFR 2005/1078 - Rechtspraak uit de bocht?
NTFR 2005/1078 - Rechtspraak uit de bocht?
Het métier van de rechter behoort tot de oudste ter wereld, maar is daarom zeker niet minder eerbiedwaardig. Het behelst een moeilijk vak, dat zowel van onder de boom op het dorpsplein, als op het veld tussen de krijtlijnen en in de moderne rechtszaal kan worden beoefend. In alle gevallen staat de rechter hoog in aanzien; en terecht! Maar zoals niemand heeft hij de wijsheid volledig in pacht. Toch zal hij gedecideerd zijn beslissingen moeten nemen. Als daarvoor voldoende tijd kan worden genomen, valt het nog mee. Hij kan dan wikken en wegen, passen en meten. Zoals voor eenieder geldt immers ook voor de rechter het gezegde ‘meten is weten‘.
Is het nou een penalty of niet?
Bij sport en spel zal de scheidsrechter meestal moeten afgaan op de eigen waarneming, die in een ‘split second‘ moet worden beoordeeld. De passieve sportrecreant, die zich frequent aan de beeldbuis kluistert, moet regelmatig constateren dat het ‘blote oog van de scheidsrechter‘ het moet afleggen tegen de moderne techniek. Waar de arbiter een goal toekent, ziet de kijker thuis het tegendeel. Waar een penalty had moeten worden toegekend, laat ‘de scheids‘ gewoon doorspelen, voor een (in de herhaling) overduidelijke ‘schwalbe‘ geeft hij een strafschop. Zo kleunt de arbiter er nog al eens naast. Toch wordt hij slechts sporadisch geassisteerd, laat staan vervangen door een computergestuurde collega. Velen zien het juist als één van de charmes in de sport, dat daarop nog steeds de menselijke maat staat.
Waarheidsvinding via (fiscaal) DNA
Toch doet de digitale techniek steeds meer zijn intree teneinde de menselijke waarneming te objectiveren. Dat geldt niet alleen op het sportterrein maar tenminste evenzeer op het juridisch vlak. Geavanceerde onderzoeksmethoden leggen niet zelden op pijnlijke wijze de feilen in de waarheidsvinding bloot. Soms vliegen (ook) beroepsrechters bij het nemen van ingrijpende beslissingen fors uit de bocht. Een geruchtmakend geval betrof de zogenaamde ‘Puttense moordzaak‘ waarvan de verdachten – na revisie – uiteindelijk door de strafrechter werden vrijgesproken, nadat zij eerder tot langdurige gevangenisstraffen werden veroordeeld. Onlangs ontstond er opnieuw grote commotie over de berechting van de ‘Schiedamse parkmoord‘. Ook hier ging het om een dubieuze veroordeling, die – naar achteraf werd vastgesteld – door de rechters in meerdere instanties werd gebaseerd op volstrekt ontoereikend bewijs. Dat werd later niet alleen door de techniek (DNA) op ontluisterende wijze ontmaskerd, maar ook door een meer kritische beoordeling van het door verbalisanten aangeleverd onderzoeksmateriaal. Eens temeer blijkt de nauwgezette waarheidsvinding een vitaal onderdeel van de rechterlijke autoriteit. Eens temeer ook blijkt deze lelijk te kunnen falen.
Tunnelvisie veroorzaakt blunders
Gaat het om moord en verderf, dan trekken de rechterlijke missers al snel de aandacht van de media en het grote publiek. Dat geldt ook voor evidente blunders van het OM, dat het krakkemikkige bewijsmateriaal aan de rechter presenteert (en vervolgens aan de straat zet). Maar als het gaat om meer ‘profane zaken‘, die alleen maar om geld draaien, zoals in veel belastingprocedures, dan blijken de schijnwerpers daarop minder scherp gericht. Toch staat ook in die zaken de rechterlijke waarheidsvinding centraal. Ook daar gaat het om een precieze en zorgvuldige vaststelling van de (belastbare) feiten. Bij gebrek aan ‘fiscaal–DNA‘ is er voor de rechter meer reden de ambtelijke onderzoeksbevindingen kritisch tegen het licht te houden. Bij de opbouw daarvan kan immers een tunnelvisie zijn ontwikkeld, die de ogen sluit voor een andere werkelijkheid; zelfs als deze de objectieve waarheid behelst. Natuurlijk kan men de beschuldigende vinger op de borst van deze ambtelijke onderzoekers priemen, maar ook de rechterlijke macht steke hier de volle hand in eigen boezem. Gaat de fiscale rechter zelf wel voldoende kritisch om met de onafhankelijke en onpartijdige waarheidsvinding of laat hij zich al te gemakkelijk door ambtelijke vermoedens overtuigen? That‘s the question!
Mobilisation of shame
Het antwoord op deze vraag laat zich in zijn algemeenheid moeilijk formuleren. Feit is, dat wij in ons land (terecht) trots plegen te zijn op de objectiviteit, deskundigheid en integriteit van de beroepsrechter. Feit is, dat eerst en vooral ook de rechterlijke macht zelve daarvan overtuigd lijkt te zijn. Zij onderwerpt zich (daarom?) zelden openlijk aan reflectie op het eigen functioneren. Een gunstige uitzondering vormde de Rechtbank Rotterdam die bekend maakte het eigen – achteraf volstrekt foute – vonnis in de zogeheten zaak ‘Nienke‘ aan een kritische evaluatie te onderwerpen (NRC Handelsblad 29–01–2005). Min of meer op hetzelfde moment publiceerde A–G Jörg zijn conclusie voor de Hoge Raad, waarin hij de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak duchtig hekelt en oproept tot een ‘mobilisation of shame‘. Het lijkt dus wel degelijk te gaan om méér dan incidentele rechterlijke flaters. Wat is er mis?