NTFR 2006/653 - Gooi niet het BTW-kind met het fraude-water weg!

NTFR 2006/653 - Gooi niet het BTW-kind met het fraude-water weg!

mdWN
mr. drs. W.A.P NieuwenhuizenMr.drs. W.A.P. Nieuwenhuizen is werkzaam als zelfstandig belastingadviseur bij btw-adviseur.nl, raadsheer plv. Hof Arnhem en universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, tevens redactielid NTFR.
Bijgewerkt tot 11 mei 2006

Minder dan een maand geleden werd aangekondigd dat het tijd was voor een radicale aanpak van de massale BTW–fraude in de Europese Unie. De tijd is rijp voor een drastische aanpak, aldus Eurocommissaris Kovács, die verantwoordelijk is voor belastingen. Hoewel hij gelijk heeft, zijn de plannen van Oostenrijk (de huidige voorzitter van de Europese Unie) zo drastisch dat wanneer ze daadwerkelijk zouden doorgaan deze het faillissement van de Europese Unie, en daarmee ook het faillissement van Nederland, met zich mee zouden kunnen brengen.

Er moet iets gebeuren

Dat drastische maatregelen nodig zijn, staat vast. Het is dan ook een wonder dat de lidstaten niet eerder tot maatregelen hebben besloten. De BTW–fraude is al jarenlang gaande. De toetreding van tien nieuwe lidstaten in mei 2004 heeft als een katalysator op deze fraude gewerkt. Dit terwijl de aanpak in te veel lidstaten veel te slap is gebleven. Nederland is hierop naar mijn mening een positieve uitzondering. Voor de hele Europese Unie zou het gaan om een jaarlijkse fraude van ongeveer 100 miljard. Hierna volgt een kort overzicht van de wijze waarop de BTW en de BTW–fraude werken, de té drastische maatregelen waar nu over gedacht wordt, en alternatieven die naar mijn mening veel beter kunnen worden overwogen. Het is namelijk helemaal geen tijd voor een nieuw BTW–stelsel!

BTW: de beste belastinguitvinding ooit

Als we niet uitkijken gaat de BTW aan zijn eigen succes ten onder. De BTW is namelijk de beste belastinguitvinding die ooit gedaan is. Een eenvoudige blik op de Miljoenennota leert dat de BTW is uitgegroeid tot de belangrijkste inkomstenbron van de Nederlandse schatkist. In de andere lidstaten van de Europese Unie is dat niet anders. Zeker in landen waar hogere tarieven (oplopend tot 25%) worden geheven, is dat het geval. Dit terwijl maar weinigen zich hiervan bewust zijn. Dit succes kan ook de ondergang van de BTW betekenen. Indien politici zich hier niet goed bewust van zijn en zich te weinig verdiepen in dit belangrijke belastingmiddel, omdat het juist een belasting is die men nauwelijks ziet en dus geen kiezersaandacht oplevert, ontstaat het grote risico dat de verkeerde beslissing wordt genomen met werkelijk drastische gevolgen. Met BTW kun je niet zo maar spelen. Een kleine misrekening heeft te grote gevolgen.

Weinigen betalen bewust BTW. De ware belastingplichtige in de BTW is de eindconsument. De eindconsument betaalt een prijs inclusief BTW. Misschien weet menig eindconsument dit wel, maar hij weet niet beter en hij ervaart het niet of nauwelijks als een belasting die pijn doet. Velen weten de prijs die bijvoorbeeld voor een bepaald product betaald moet worden in de supermarkt, maar weinigen bekommeren zich erom dat daarin een bedrag aan BTW zit begrepen. Ditzelfde geldt voor de supermarkt, de groothandel, de importeurs, de fabrikant, enz. Sterker nog, al deze ‘ketens‘ in het productieproces tot de eindconsument, zien de BTW die zij betalen aan hun leveranciers niet als een probleem, aangezien deze BTW als voorbelasting weer aftrekbaar is op de BTW die zij zelf verschuldigd zijn aan de Belastingdienst. Een verschuldigd BTW–bedrag dat zij eerst hebben geïncasseerd van hun afnemer. Iedere schakel in de productieketen draagt zo belasting af over de ‘toegevoegde waarde‘, waardoor in de eindprijs die berekend wordt aan de eindconsument de belasting zit over alle toegevoegde waardes.

Een uiterst eenvoudig voorbeeld:
Fabrikant A levert een product voor 100 + 19 aan Groothandelaar B
A draagt af:19 =19
Groothandelaar B levert het product voor 200 + 38 aan Inkoopcombinatie C
B draagt af:38 -/- 19 =19
Inkoopcombinatie C levert het product voor 250 + 47,5 aan Winkelier D
C draagt af:47,5 -/- 38 =9,5
Winkelier D levert het product voor 476 (400 + 76) aan Eindconsument (particulier) E
D draagt af:76 -/- 47,5 =28,5
Totale afdracht76

En zo is een ideale belasting ontstaan die niemand bewust voelt. De consument niet, de productieketen/de belastingplichtigen niet.

BTW–fraude in België en Nederland uitgevonden

In feite komt de BTW–fraude er eenvoudig op neer dat de verschuldigde BTW – die aan een ander in rekening is gebracht en door deze ander is betaald aan de leverancier – door de leverancier niet wordt afgedragen. Vervolgens maakt de frauderende leverancier het nog aantrekkelijker door ervoor te zorgen dat de goederen niet slechts één keer geleverd worden, maar juist vele malen. De goederen worden diverse malen doorverkocht, over diverse schakels, om uiteindelijk weer teruggekocht te worden door de frauderende leverancier, waarna het hele proces opnieuw begint. En om het écht aantrekkelijk te maken, zorgt de frauderende leverancier ervoor dat hij nauwelijks aftrekbare BTW–voorbelasting heeft. Dit laatste wordt hem mogelijk gemaakt door het intracommunautaire stelsel dat in 1993 werd ingevoerd en dat met ingang van 1 mei 2004 ook nog eens werd uitgebreid met tien nieuwe lidstaten. De frauderende leverancier heeft daardoor volop mogelijkheden om tegen 0% BTW in te kopen in het buitenland, waardoor het verschuldigde BTW–bedrag, dat wel geïncasseerd is van de afnemer en waarmee aldus gefraudeerd kan worden, tot torenhoge bedragen kan oplopen.

Deze vorm van fraude is een uitvinding van Belgisch–Nederlandse afkomst! Vóór 1993 kenden onze landen immers al de verplichte ‘verleggingsregeling bij invoer‘ indien de Belgisch–Nederlandse grens werd gepasseerd. Een regeling die eigenlijk de voorloper is geweest van het hele intracommunautaire stelsel. In plaats van heffing bij invoer vindt sinds 1993 een heffing op het aangiftebiljet plaats (met als belastbaar feit: de intracommunautaire verwerving), evenzo als de ‘verlegging bij invoer‘ plaatsvond tussen België en Nederland op het nationale aangiftebiljet van de afnemer. De Belgisch–Nederlandse fraudes van vóór 1993 werden indertijd ook al carrouselfraudes genoemd, en werden bijvoorbeeld gepleegd met videorecorders. Inmiddels 15 tot 25 jaar later worden deze carrouselfraudes niet meer met videorecorders gedaan, maar met mobiele telefoontjes, CPU‘s, andere computeronderdelen of hoogwaardige elektronica. Bij voorkeur goederen die klein, licht en vooral een hoge waarde vertegenwoordigen. Hoe hoger de waarde, hoe groter het BTW–belang, hoe omvangrijker de fraude.

Toen worstelden we al met de aanpak van deze fraudesoort, en dus mag er ook van onze kant best wel een stevige bijdrage worden verwacht in het bedenken van de oplossing voor de huidige problematiek. Daarbij komt dat de Nederlandse belastingdienst zeker een pluim verdient voor de wijze waarop het binnen Nederland de fraude beperkt weet te houden. De schatting van de fraude in Nederland zou beperkt blijven tot € 100 miljoen, hetgeen vooral toe te rekenen valt aan de wijze waarop de Nederlandse belastingdienst het probleem ter hand heeft genomen. We hebben dus een historie, én we hebben de knowhow.

Kovács en Oostenrijk: tijd voor een nieuw BTW–stelsel

Dat er iets moet gebeuren én wel heel snel, moet zo langzamerhand eenieder duidelijk zijn. Een fraude van € 100 miljard op jaarbasis is volstrekt onacceptabel en moet zo spoedig mogelijk worden aangepakt. Als ik de persberichten mag geloven stelt echter Eurocommissaris Kovács het politiek onmogelijke voor. Zijn oplossing was het ideaalbeeld dat de Europese Commissie vóór de invoering van het intracommunautaire stelsel (1993) al voor ogen stond. Het intracommunautaire stelsel werd daarom slechts tijdelijk, als ‘overgangsregeling‘, ingevoerd. Daarbij was het de bedoeling dat het in 1997 zou worden vervangen door het stelsel dat nu Kovács wil invoeren. Politiek gezien een onhaalbare kaart. Probleem in 1993 was het opheffen van het 0%–tarief bij grensoverschrijdende transacties. Ondernemers zouden voortaan in plaats van het 0%–tarief (oftewel ‘vrijstelling‘ in Europese terminologie), ook bij grensoverschrijdende transacties de nationale BTW in rekening moeten brengen. Die BTW zou dan vervolgens door de buitenlandse afnemer in het eigen land in aftrek kunnen worden gebracht. Hierdoor zou elk land buitenlandse BTW terug moeten geven, zodat deze BTW weer teruggevorderd zou moeten worden bij de buitenlandse autoriteiten.

De Italiaanse fiscus zou bijvoorbeeld aan een Italiaanse ondernemer/afnemer Nederlandse BTW teruggeven, de Italiaanse staat zou vervolgens deze BTW terugvragen van de Nederlandse staat, aangezien de Nederlandse staat deze BTW zou hebben ontvangen van de Nederlandse leverancier. Om dit allemaal ‘makkelijker‘ te maken zou er tussen de lidstaten een ‘clearing house‘ ingesteld worden die de teruggaafverzoeken zou crediteren en debiteren. Leuke ideeën, maar politiek onverkoopbaar. Het gaat hier om verschrikkelijk veel geld. En dus zouden de lidstaten elkaars claims nooit vertrouwen. En daar is wel wat voor te zeggen. Zou u – als u Nederlands staatssecretaris van Financiën zou zijn – een claim van uw Italiaanse collega tot uitbetaling van honderden miljoenen euro‘s vertrouwen? Als ik eerlijk ben? Ik niet.

Het ‘plan‘ van Kovács, afschaffing van het nultarief/vrijstelling bij intracommunautaire levering en invoering van dit clearingstelsel, is politiek gezien nog steeds een onhaalbare kaart. Zeker nu er nog eens tien lidstaten uit het oosten bijgekomen zijn, is het onderlinge vertrouwen alleen nog maar verder zoek geraakt.

De mijns inziens ondoordachte plannen die Oostenrijk als voorzitter van de Europese Unie voorstelt, krijgen daardoor – tot mijn grote vrees – kans van slagen. Oostenrijk stelt voor om het hele BTW–stelsel op z‘n kop te gooien. Voortaan moeten ondernemers geen BTW meer aan elkaar berekenen, dan kunnen ze er ook niet meer mee frauderen, zo is hun stelling. Een oplossing die wij in Nederland al jaren geleden hebben uitgevonden. In Nederland hadden wij bijvoorbeeld problemen met de bouwsector (onderaannemers) en de confectiesector (naaiateliers van immigranten). Onderaannemers brachten BTW in rekening aan (hoofd)aannemers, maar waren met de noorderzon vertrokken wanneer het op het aangeven en afdragen aan de Belastingdienst aankwam. Daarvoor werd in de BTW de geweldige oplossing bedacht: de verleggingsregeling. De onderaannemer mag niet meer aan de aannemer BTW in rekening brengen, zodat de onderaannemer er niet meer mee kan frauderen.

Natuurlijk voorkomt deze verlegging ook de Europese carrouselfraude. Als er geen BTW meer geheven wordt kan er immers ook niet meer mee gefraudeerd worden. Maar om, zoals Oostenrijk nu voorstelt, de verleggingsregeling van toepassing te verklaren op alle schakels van de productie– en handelsketen, zodat alleen nog maar bij de eindleverancier geheven wordt, gaat veel te ver. Het fraudeprobleem wordt niet alleen verplaatst, maar ook wordt de belastingdruk neergelegd in de laatste schakel, waarmee – anders dan voorheen – de belastingdruk wordt gevoeld, zichtbaar wordt gemaakt en weerstand zal gaan opwekken.

De nadelen van de Oostenrijkse verleggingsregeling

Een beperkte verleggingsregeling

Een andere Nederlandse uitvinding: de BTW–G–rekening

Snel op zoek naar een goed alternatief