NTFR 2016/2139 - Over het eerlijk verdelen van $20 korting ofwel de fiscale gevolgen van de omgekeerde progressie in de inkomstenbelasting
NTFR 2016/2139 - Over het eerlijk verdelen van $20 korting ofwel de fiscale gevolgen van de omgekeerde progressie in de inkomstenbelasting
Het is volop zomertijd in Nederland! Voor een columnist is dat een lastige periode; de Tweede Kamer en de Hoge Raad zijn met reces. Toch biedt dat ook mogelijkheden, want in mijn inbox stuitte ik op een oude e-mail die nooit helemaal uit mijn gedachten is verdwenen. Het bericht is een ‘internetfolklore’– een parabel over belastingen die al geruime tijd online rond gaat. In de ‘moraal’ van het verhaal schuilt een mooi inkijkje in de wijze waarop binnen de fiscale denkwereld tegen verdelingsvraagstukken wordt aangekeken.
Het verhaal, waarin de werking van belastingverminderingen op eenvoudige en aanschouwelijke wijze wordt uitgelegd, luidt als volgt:1
‘Let’s put tax cuts in terms everyone can understand.
Suppose that every day, ten men go out for dinner. The bill for all ten comes to $100. If they paid their bill the way we pay our taxes, it would go something like this:
The first four men (the poorest) would pay nothing.
The fifth would pay $1.
The sixth would pay $3.
The seventh $7.
The eighth $12.
The ninth $18.
The tenth man (the richest) would pay $59.
So, that’s what they decided to do. The ten men ate dinner in the restaurant every day and seemed quite happy with the arrangement, until one day, the owner threw them a curve.
“Since you are all such good customers,” he said, “I’m going to reduce the cost of your daily meal by $20.”
So, now dinner for the ten only cost $80. The group still wanted to pay their bill the way we pay our taxes.
So, the first four men were unaffected. They would still eat for free. But what about the other six, the paying customers? How could they divvy up the $20 windfall so that everyone would get his ‘fair share’?
The six men realized that $20 divided by six is $3.33. But if they subtracted that from everybody’s share, then the fifth man and the sixth man would each end up being ‘PAID’ to eat their meal.
So, the restaurant owner suggested that it would be fair to reduce each man’s bill by roughly the same amount, and he proceeded to work out the amounts each should pay.
And so:
The fifth man, like the first four, now paid nothing (100% savings).
The sixth now paid $2 instead of $3 (33% savings).
The seventh now paid $5 instead of $7 (28% savings).
The eighth now paid $9 instead of $12 (25% savings).
The ninth now paid $14 instead of $18 (22% savings).
The tenth now paid $49 instead of $59 (16% savings).
Each of the six was better off than before. And the first four continued to eat for free. But once outside the restaurant, the men began to compare their savings.
“I only got a dollar out of the $20,” declared the sixth man. He pointed to the tenth man “but he got $10!”
“Yeah, that’s right,” exclaimed the fifth man. “I only saved a dollar, too. It’s unfair that he got ten times more than me!”
“That’s true!!” shouted the seventh man. “Why should he get $10 back when I got only $2? The wealthy get all the breaks!”
“Wait a minute,” yelled the first four men in unison. “We didn’t get anything at all. The system exploits the poor!”
The nine men surrounded the tenth and beat him up.
The next night the tenth man didn’t show up for dinner, so the nine sat down and ate without him. But when it came time to pay the bill, they discovered something important. They didn’t have enough money between all of them for even half of the bill!
And that, boys and girls, journalists and college professors, is how our tax system works. The people who pay the highest taxes get the most benefit from a tax reduction. Tax them too much, attack them for being wealthy, and they just may not show up at the table anymore. There are lots of good restaurants in Europe and the Caribbean.
David R. Kamerschen, Ph.D.
Distinguished Professor of Economics
536 Brooks Hall
University of Georgia’
Deze anekdote duikt – zo leert internet – met enige tussenpozen op. Soms gaat het over een etentje, soms over het drinkgelag van 10 vrienden, maar in de kern is het verhaal gelijk. Alles is pais en vree, ondanks de inkomensverschillen, maar dan gooit de korting roet in het eten – daarover dadelijk meer. Telkens ook lokt het verhaaltje stevige reacties uit op internet (en reacties op reacties). Het is overigens niet vreemd dat het verhaal tot commotie leidt, want hiermee blijkt van alles mis te zijn.
Het begint al bij het einde: de ‘aftiteling’. In de verschillende versies wordt het verhaal – in de vorm van een open brief – ondertekend door andere auteurs. Het betreft altijd geleerden van veronderstelde reputatie: hoogleraren. Soms wordt het verhaal toegeschreven aan D. Kamerschen (Professor of Economics, University of Georgia) en soms aan T. Davies (Professor of Accounting & Chair, Division of Accounting and Business Law, The University of South Dakota). Beide hoogleraren (b)lijken daadwerkelijk te bestaan, maar – en hier wordt het smeuïg – beiden ontkennen de auteur te zijn.2 Op zichzelf is dat niet erg, zo kan worden gedacht: het verhaal is het verhaal – wie het geschreven heeft, heeft het geschreven. Maar dat is te kort door de bocht. Ook al is in de huidige maatschappij de autoriteit van de wetenschap(per) niet langer een vanzelfsprekendheid, met beweringen uit naam van een ‘geleerde’ dient nu eenmaal voorzichtig te worden omgesprongen. Het zou de boodschap immers onterecht een zweem van autoriteit kunnen geven.
Het ontbreken van zicht op de afzender van de brief doet twijfels rijzen ten aanzien van de stelligheid en arrogantie waarmee het ‘juiste inzicht’ wordt gebracht (‘And that, boys and girls, journalists and college professors, is how our tax system works’). De ‘moraal’ van deze parabel is namelijk dat belastingkortingen binnen een progressief systeem terecht zouden moeten komen bij degenen die de meeste belasting betalen, te weten: degenen met het hoogste inkomen. Gebeurt dat niet, dan betalen zij in de toekomst helemaal geen belasting meer… Het is vermoedelijk deze invalshoek die maakt dat de open brief op internet zoveel felle reacties oproept en is misschien ook – wie zal het zeggen – de reden dat geen van beide professoren het auteurschap durft te claimen.
Die sceptische houding ten aanzien van de vergelijking is terecht. Weliswaar levert de anekdote een aardig inkijkje op in de fiscale denkwereld en de verstorende werking van belasting(korting)en, maar het is geenszins gezegd dat de gekozen afloop van dit verhaal ook de enig denkbare afloop is, zoals wordt gesuggereerd. In plaats van een pak rammel voor de meest gefortuneerde vriend, waarna hij fiscaal emigreert, hadden de tien vrienden net zo gemakkelijk kunnen besluiten om na een gehouden stemming – al dan niet bij gewone meerderheid van stemmen – de korting op een andere wijze te verdelen (de democratische variant). Of ‘de tiende man’ had kunnen zeggen dat hij helemaal niet wilde meedelen in de korting (de filantropische variant). Weer een ander scenario zou kunnen inhouden dat degenen die niets behoeven te betalen, zouden aanbieden om af te wassen in ruil voor hun wekelijkse vrijgeleide. Want wel eten en niet betalen is natuurlijk ook inkomen (de in natura-variant). Of – ook niet gek – de restauranteigenaar had kunnen besluiten de korting op te sparen en telkens de vijfde avond gratis aan te bieden (de lumpsum-variant), dan wel – eventueel buiten het zicht van de anderen – wekelijks de $20 aan de minstverdienende vier vrienden te geven (de terugsluis-variant).
Op verschillende discussiefora is door de jaren heen een grote hoeveelheid aan ‘argumenten’ gedebiteerd die allemaal – al dan niet in onderlinge samenhang beschouwd – zouden moeten leiden tot de ‘juiste uitkomst’: een ‘eerlijke verdeling’ van de $20 korting. Ook dit leidt tot een inkijkje in de fiscale denkwereld. In zijn algemeenheid worden argumenten in de literatuur, parlementaire behandeling en het maatschappelijke debat nogal eens gepresenteerd als leidende tot één fiscaal-theoretisch juiste uitkomst. Ik geloof daar niet in. Het komt bij vrijwel alle fiscale vraagstukken aan op een weloverwogen analyse bij de formulering van argumenten. Daarbij kunnen economen de welvaartseffecten onderzoeken en juristen noties van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en doelmatigheid inbrengen. Maar de uiteindelijke keuze, de weging van argumenten, is (aan de) politiek. Dat geldt naar mijn mening niet alleen voor het maken van een keuze, maar ook voor de aanvaardbaarheid van de gemaakte keuze; in beide gevallen een kwestie van democratische legitimatie.
Het ontbreken van democratische legitimatie is – vanuit de jurist beschouwd – misschien nog wel de belangrijkste reden waarom het verhaal van de tien vrienden niet opgaat als voorbeeld van de ‘echte’ fiscale denkwereld. De vrienden hadden de suggestie voor de verdeling van de $20 van de restauranteigenaar niet klakkeloos moeten overnemen, maar daarover zelf moeten beslissen. Daarmee wordt de aanvaardbaarheid van de keuze vergroot en de kans op onmin verkleind. Uiteraard wil dat niet zeggen dat iedereen met de gemaakte keuze uit de voeten kan;3 belastingvluchtelingen zullen altijd blijven bestaan. Dat is niet het daadwerkelijke probleem (tegenwoordig uitdaging genoemd). De uitdaging bij fiscaal beleid ontstaat als een substantieel gedeelte van de belastingplichtigen zich niet (meer) herkent in een democratisch tot stand gekomen belastingmaatregel. Dat doet zich voornamelijk – en steeds vaker – voor bij fiscale instrumenten, fiscale symboolwetgeving en fiscale (stapel)ficties.
Op dit punt staat ons na de zomer van alles te wachten: uitwerking van de consultatie ‘Vereenvoudiging van belastingwetgeving’ (aandacht voor fiscale instrumenten),4 de evaluatie van de regeling voor excessieve vertrekvergoedingen (symboolwetgeving)5 en de voortgang van de box 3-procedures (fiscale (stapel)ficties).6 De wijze waarop gevolg wordt gegeven aan dergelijke maatschappelijke kritiek is allesbepalend voor de geloofwaardigheid van het Nederlandse belastingstelsel. Een belastingwetgever die de democratische legitimatie van zijn product serieus neemt, grijpt hopelijk tijdig – na het reces – de kans om bij te dragen aan ‘betere’ wetgeving voor zijn belastingplichtigen.
Tot die tijd vullen wij de dagen met mijmeringen over fiscale folklores, of – als iedereen voor zichzelf kan betalen – door uit eten te gaan met vrienden. Ik wens u een goed restant van de zomer.