NTFR 2021/2842 - Panha Calod
NTFR 2021/2842 - Panha Calod
De in 2013 overleden zanger Bana, de artiestennaam van de Kaapverdiaan Adriano Gonçalves, stond onder andere bekend om het feit dat zijn liedjes nogal eens een onderliggende boodschap of een kleine steek onder water bevatten. ‘Panha Calod’1 is een van zijn minder bekende liedjes op het album Cidália. Het lied adviseert een vinder om zijn vondst onopvallend te pakken. In dit advies ligt een waarschuwing besloten: er zijn altijd mensen die de vinder zijn vondst misgunnen. Zij zullen proberen hem in diskrediet te brengen om zo zichzelf boven anderen te plaatsen.
De vondst op straat is een metafoor voor de kansen die op je pad komen. Deze moet je benutten, zonder daar ruchtbaarheid aan te geven. Zo geef je de zwakken onder ons niet de kans je onderuit te halen zodra ze in de gaten hebben dat je je op het pad van geluk begeeft. De kunst is om de vondst eerder op te merken dan degenen met een zwak karakter. Dit bereik je alleen door uit eigen kracht te handelen en je niet af te laten leiden door degenen die menen geslaagd te zijn in het leven als ze zich superieur aan hun medemensen wanen.
Hoewel het album Cidália alweer van 1976 dateert, is het lied Panha Calod actueler dan ooit. Door de coronapandemie heeft het onderscheid tussen sterke persoonlijkheden aan de ene kant en zwakke persoonlijkheden aan de andere kant zich namelijk duidelijk gemanifesteerd. Het is hoog tijd dat de regering – hopelijk met een ten tijde van publicatie van deze Opinie eindelijk nieuw gevormd kabinet – de vondst ziet liggen en deze stilletjes oppakt.
Tax us now or fly us into space
Voordat we ons überhaupt een voorstelling konden maken van het leven tijdens een coronapandemie, schreef ik in Vakblad Estate Planning 2016/3 dat de maatschappelijke mores omtrent belastingbetaling versus belastingbesparing in beweging zijn. Ik wees op het feit dat niet alleen voor multinationals, maar ook voor vermogende particulieren de internationale ethische code ‘Pay your share’ geldt. De coronapandemie heeft ons gelukkig niet alleen ellende gebracht. We hebben namelijk tijdens de coronacrisis ook een glashelder inzicht gekregen in hoe de ultrarijken zelf tegen deze ethische code aan kijken.
In juni 2020 brachten 83 miljonairs wereldwijd – waaronder de Nederlanders Hans Langeveld en Frans Meijer2– een brief uit waarin de volgende passages zijn opgenomen:3
‘To Our Fellow Global Citizens:
As Covid-19 strikes the world, millionaires like us have a critical role to play in healing our world. No, we are not the ones caring for the sick in intensive care wards. We are not driving the ambulances that will bring the ill to hospitals. We are not restocking grocery store shelves or delivering food door to door. But we do have money, lots of it. Money that is desperately needed now and will continue to be needed in the years ahead, as our world recovers from this crisis.
Today, we, the undersigned millionaires, ask our governments to raise taxes on people like us. Immediately. Substantially. Permanently.
The impact of this crisis will last for decades. It could push half a billion more people into poverty.
…
The problems caused by, and revealed by, Covid-19 can’t be solved with charity, no matter how generous. Government leaders must take the responsibility for raising the funds we need and spending them fairly. We can ensure we adequately fund our health systems, schools, and security through a permanent tax increase on the wealthiest people on the planet, people like us.
…
Our interconnectedness has never been more clear. We must rebalance our world before it is too late. There will not be another chance to get this right.
Unlike tens of millions of people around the world, we do not have to worry about losing our jobs, our homes, or our ability to support our families.
….
So please. Tax us. Tax us. Tax us. It is the right choice. It is the only choice.
Humanity is more important than our money.’
Sommige zeer vermogenden daarentegen hebben het bijdragen aan de staat wat minder hoog in het vaandel staan. Zo is momenteel tussen de heren Elon Musk (vermogen van $186 miljard), Jeff Bezos (vermogen van $195 miljard) en Richard Branson (vermogen van ‘slechts’$5 miljard) een commerciële ruimtewedloop gaande, waarbij collega-miljonairs voor een zacht prijsje mogen ervaren hoe het is om de ruimte in geschoten te worden. Hoewel de ruimtereis van Jeff Bezos – waarvan een van de deelnemers de Nederlandse Oliver was, die de reis cadeau kreeg van zijn vader – met veel enthousiasme is gevolgd, was er ook kritiek. Bekritiseerd is onder andere de hoeveelheid CO2–uitstoot, het gebrek aan wetenschappelijke opbrengst en de schadelijke effecten voor de gezondheid van de ruimtereizigers.4 Daarnaast is bekend geworden dat Jeff Bezos over een vermogenstoename tussen 2014 en 2018 van maar liefst $99 miljard, effectief slechts 0,98% belasting heeft betaald.5 Men kan zich voorstellen dat exorbitante uitgaven in tijden van crisis, gecombineerd met een zeer geringe bijdrage aan de staatskas, de wenkbrauwen van de gemiddelde burger nogal doen fronsen.
Andere ultrarijken bevinden zich weer tussen deze twee uitersten in. Zo is van Bill Gates en zijn ex-echtgenote Melinda bekend dat zij veel aan liefdadigheid doen, veelal via eigen daartoe opgerichte entiteiten. Enerzijds vind ik het zeer sympathiek als men een dergelijke enorme bijdrage verleent aan het algemeen nut. Anderzijds vraag ik mij wel af of het in een democratie past om de ultrarijken de regie te laten voeren ten aanzien van een rechtvaardige(re) vermogensverdeling. Deze vraag vindt bijval bij onder anderen Marlene Engelhorn, een Oostenrijkse nazaat van de oprichter van BASF. Zij is samen met zo’n veertig andere rijken verenigd in het Europese initiatief ‘Tax me now’. Over zelf een liefdadige instelling oprichten versus meer belasting afdragen zegt Marlene Engelhorn in een op 6 augustus 2021 in het Financieel Dagblad gepubliceerd interview het volgende:
‘Miljonairs zouden niet zelf moeten mogen beslissen of en op welke manier ze bijdragen aan de samenleving. Welk recht heb ik om te denken dat ik het beter weet dan iemand anders in de maatschappij om een probleem op te lossen dat ons allemaal aangaat?’
Zelf wil Engelhorn haar vermogen delen in een transparant en democratisch proces. ‘Voor problemen die iedereen aangaan hebben we een werkende herverdelingsstructuur. Dat heet fiscaal beleid. Je moet dat goed inzetten en niet steeds uitzonderingen maken voor rijke mensen.’
Ze wil niet zoals haar voorouders en zo veel andere rijken in Duitsland en de VS haar geld geven aan een stichting die haar naam draagt. Ze wil het direct aan de staat geven. ‘Ik hoor vaak dat de staat niks kan. Onzin. We kunnen de staat met democratische instrumenten controleren en ingrijpen.’6
OESO: hup erfbelasting!
In lijn met de internationale ethische code ‘Pay your share’ heeft de OESO op 11 mei 2021, naar aanleiding van de aanhoudend grote vermogensongelijkheid en nieuwe druk op de overheidsfinanciën in verband met de COVID-19-pandemie, een rapport uitgebracht waarin een lans wordt gebroken voor erf- en schenkbelastingen. Erfbelastingen kunnen volgens de OESO een belangrijke rol spelen in de verhoging van belastingopbrengsten en de aanpak van vermogensongelijkheid. Daarnaast geldt voor heffingen die ten aanzien van vermogende particulieren worden geheven, dat erfbelastingen efficiënter geheven kunnen worden dan andere heffingen. Een bijkomend effect hiervan is dat erfrechtelijke verkrijgers door hoge erfbelastingen gestimuleerd worden om te gaan werken voor hun vermogensopbouw. Dit komt dan weer de economie ten goede.
Advies aan de regering: panha calod
Naar mijn mening doet de regering er verstandig aan de oproep door de betreffende groep zeer vermogenden om hen zwaarder te belasten en het daaropvolgende advies van de OESO, niet te negeren. Extra staatsopbrengsten zijn nu natuurlijk zeer welkom.
Het zwaarder belasten van (ultra)rijken door middel van een verbreding van de heffingsgrondslag in de Successiewet 1956 lijkt in dit kader gemakkelijk in te koppen. De vragen die hierbij beantwoord moeten worden, zijn onder andere of deze visie maatschappelijk draagvlak heeft en, zo ja, of de aanpak van vermogensongelijkheid juridisch correct en effectief in de vorm van een nieuwe Successiewet kan worden gegoten. Om dit te onderzoeken zou in het nog op te stellen regeerakkoord kunnen worden afgesproken dat er een onderzoek moet komen naar de modernisering van de successiewetgeving. Oudgedienden zal dit bekend voorkomen. Eind jaren negentig bevatte het toenmalige regeerakkoord immers deze afspraak. Hiertoe werd in maart 1999 de werkgroep-Moltmaker ingesteld, die onder voorzitterschap stond van prof.mr. J.K. Moltmaker. De werkgroep kende een diverse samenstelling.7 Op 13 maart 2000 bood de werkgroep-modernisering successiewetgeving haar rapport met de titel ‘De warme, de koude en de dode hand’ aan, aan de toenmalige staatssecretaris van Financiën, de heer Vermeend. In relatief korte tijd kan dus een daartoe ingestelde werkgroep met aanbevelingen voor een nieuwe of vernieuwde Successiewet komen.
Het rapport van een ‘werkgroep-Moltmaker 2.0’ kan dan vervolgens worden onderworpen aan een (internet)consultatie, waarbij het publiek en belangenorganisaties kunnen reageren op de in het rapport gepresenteerde voorstellen. Ook een internetconsultatie met betrekking tot mogelijke aanpassingen van de Successiewet is niet nieuw. Op 14 april 2008 heeft de toenmalige staatssecretaris tijdens een gastcollege aan de universiteit van Tilburg het startschot gegeven voor een modernisering van de Successiewet. Daaropvolgend is tot eind mei 2008 een internetconsultatie opengesteld. Op een speciale site konden burgers en organisaties hun advies uitbrengen over de te ontwikkelen plannen voor de schenk- en erfbelasting. Ook kon worden aangegeven waar, wat de inzender betreft, bij de modernisering van de Successiewet 1956 de grootste prioriteit ligt. Bij deze internetconsultatie zijn meer dan 150 reacties binnengekomen.8 Deze internetconsultatie is destijds gevolgd door overleggen – al dan niet in de vorm van rondetafelbijeenkomsten – met diverse stakeholders. Achteraf bezien kan men zich afvragen of deze volgorde in aanpak wel de juiste is geweest. Als de keus bij welke aanpassing van een wet de prioriteit ligt in eerste instantie wordt neergelegd bij een niet-deskundige, komt dit naar mijn mening de kwaliteit van de desbetreffende wet niet ten goede. Niet alle maatschappelijke wensen kunnen nu eenmaal in wetten worden vastgelegd. Daarnaast heeft na 2008 het gebruik van social media een enorme vlucht genomen. Dit heeft ons onder andere geleerd dat degenen die zich het luidst laten horen, niet per se van goede wil hoeven te zijn. Niet zelden wordt door degenen met een eigen agenda onder andere door ‘fake news’ de aandacht van de waarheid afgeleid. De motieven om volgens Bana te ‘panha calod’ indachtig, is het om die reden naar mijn mening niet gewenst dat het publiek de gelegenheid wordt geboden om aangaande nieuwe of vernieuwde wetgeving het voortouw te nemen.
Ter bevordering van de kwaliteit van de Successiewet stel ik daarom voor om ten opzichte van 2008 de volgorde nu om te draaien: eerst wordt door een daartoe ingestelde deskundigencommissie een gedegen voorstel tot wetswijziging gedaan en vervolgens kan het publiek over specifieke onderdelen zijn mening geven. Kortom: een werkgroep-Moltmaker 2.0 is de vondst waarvan de tijd rijp is dat deze gevonden wordt. Regering: panha calod.