NTFR 2021/4048 - Open brief aan de NOB
NTFR 2021/4048 - Open brief aan de NOB
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) ligt de afgelopen tijd onder vuur.1 In de media, de politiek en delen van de fiscale sector is er behoorlijke kritiek op de plaats die belastingadviseurs2 innemen binnen het fiscale debat. De exacte redenering van de critici is – als ik eerlijk ben – op plaatsen wat moeizaam, maar het komt erop neer dat belastingadviseurs te veel invloed zouden hebben in Den Haag, en de belastingwet- en regelgeving op slinkse wijze in hun eigen voordeel zouden manipuleren. Iets in die richting. Belastingadviseurs zijn de nieuwe hoogleraren-met-een-dubbele-pet. En net als bij de hoogleraren zit er een kern van waarheid in de geleverde kritiek, waar we niet zomaar aan voorbij mogen gaan.
Ik heb het debat met stijgende frustratie gevolgd. Er is van alles aan te merken op organisaties als de NOB – zelf ben ik nooit vies geweest van een beetje ‘tough love’. Maar de aantijgingen die ik nu hoor zijn vaak vaag en ongericht en dus weinig constructief. Hoewel belastingadviseurs prima voor zichzelf kunnen opkomen, voel ik de behoefte om wat tegengas te geven. Mogelijk ben ik niet de meest voor de hand liggende persoon voor een steunbetuiging aan de NOB, maar als NOB-alumnus en zelfbenoemde Muiderpoort-‘watcher’ meen ik iets te kunnen toevoegen aan dit debat. Dit mede vanuit mijn natuurlijke tegendraadsheid en omdat het evenwicht in deze discussie simpelweg zoek is. Voor de duidelijkheid: mijn ‘open brief’ is natuurlijk bedoeld voor alle lezers van het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht. Deze problematiek gaat de hele belastingsector aan. Daarnaast wil ik deze gelegenheid aangrijpen om eens wat aardige dingen te zeggen over de NOB; in bepaalde kringen geldt dat tegenwoordig als een revolutionaire daad.
Brief
Beste NOB,
Jullie liggen de afgelopen dagen behoorlijk onder vuur. Mag ik het zo zeggen? Van alle kanten worden er vraagtekens gezet bij jullie ‘clandestiene lobbyactiviteiten’ en de bijdrage van de Commissie Wetsvoorstellen bij het publiekelijk en om niet leveren van hoogwaardige fiscale input aan het Nederlandse belastingrecht, in de vorm van wetscommentaren3 die integraal gepubliceerd worden op jullie toch tamelijke transparante website … Sorry, dat is een beetje flauw. De kritiek moeten we serieus nemen, al blijven jullie met alle respect de minst succesvolle ‘secret society’ die ik ooit heb gezien.
Ik weet dat jullie wel tegen een stootje kunnen. Dit betekent echter niet dat alle negatieve aandacht zonder gevolgen is. Het is de zoveelste keer in korte tijd dat Nederlandse fiscalisten in het beklaagdenbankje van de publieke opinie zitten. Eerst de medewerkers van de Belastingdienst, die het zwaar te verduren kregen vanwege het toeslagenschandaal (waar de meeste medewerkers helemaal niets mee te maken hadden).4 Toen de dubbelpetters en anderen die wetenschap combineren met een verdachte nevenfunctie. En nu dus de belastingadviseurs.5 Ik word hier moedeloos van. Iedereen ziet dat er sinds het begin van de eeuw flinke scheuren zijn ontstaan in het fundament van het Nederlandse belastingrecht. Er is sprake van een vertrouwenscrisis tussen burgers en de staat. De belastingmoraal staat onder druk. Dit alles past helaas binnen de bredere trend van maatschappelijke polarisatie, wantrouwen richting de overheid en een steeds heftigere toon in de publiek ruimte. Er zijn zelfs trollen gesignaleerd onder de kibbelende vakbroeders op LinkedIn. Ik verzin het niet: fiscale trollen!6 Wat zouden Hofstra en Van Soest daarvan gevonden hebben?
Bijzondere positie van de NOB
Belastingland kampt momenteel met een groot aantal complexe en controversiële kwesties. Naast de kinderopvangtoeslag en de aanhoudende spanning rondom het thema belastingontwijking, verwijs ik naar de recente Opinie van Gerard Meussen in dit blad. Hij presenteert een keur aan fiscale maatregelen die nog steeds op het nationale to-dolijstje staan. Dit zijn onder andere de verhuurderheffing, versobering van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, en natuurlijk box 3, en daarnaast kan ‘deze lijst (…) nog makkelijk met een groot aantal items worden aangevuld, gezien ook de 169 concrete beleidsopties die zijn geformuleerd in het bekende Bouwstenenrapport’.7 Het goede nieuws is dat de NOB uniek gepositioneerd is om iets aan deze problemen te doen. Dit uiteraard steeds in samenwerking met de andere fiscale stakeholders, dat spreekt voor zich.8 Samen met het Register Belastingadviseurs, dat hier niet ongenoemd mag blijven, beschikken jullie over een schat aan fiscale (praktijk)kennis over zo’n beetje alle aspecten van het Nederlandse belastingrecht, van de vliegtaks tot het btw-tarief voor elektronische diensten.
Door het delen van deze kennis kan de NOB bijdragen aan het fiscale debat. In de loop der jaren hebben jullie in dit verband terecht een bepaalde status verworven, met name waar het gaat om technische input. We zijn het niet altijd eens met de gemaakte analyses, maar – en dit wil ik blijven benadrukken – dat is niet erg. Niemand heeft de waarheid in pacht. Juist daarom moeten we een geïnformeerde discussie over de (technische) inhoud kunnen voeren. Helaas wordt jullie bijdrage niet altijd met open armen ontvangen door de andere stakeholders. Sterker, er zijn voorbeelden te geven waar goedbedoelde wetscommentaren leiden tot wantrouwen jegens de NOB. Hoe kan dit? En belangrijker, wat kunnen we eraan doen?
Analyse – drie aspecten
Zonder volledig te willen zijn, zal ik hierna de aandacht vestigen op drie aspecten van de voorliggende problematiek. Dit zijn achtereenvolgens (i) de wetscommentaren, (ii) de kwestie van lobbyen, en (iii) de toekomstige mogelijkheden van de NOB als kennisinstituut. Ik sluit af met een kleine conclusie.
(i) Wetscommentaren
Allereerst de wetscommentaren. Als beroepsorganisatie staan jullie voor de belangen van jullie leden. Dat is niet meer dan logisch, maar dat betekent wel dat jullie op voorhand geen onafhankelijke speler zijn in het fiscale debat. En laat ik duidelijk zijn: dat is niet erg. Anders dan de wetenschappers, voor wie een gebrek aan onafhankelijkheid een doodzonde is, is het behartigen van ledenbelangen jullie ‘raison d’être’. De enige reden waarom jullie toch in een dubbele-petten-achtige discussie zijn terechtgekomen, is omdat (de indruk is ontstaan dat) jullie beweren onafhankelijk te zijn waar het gaat om de wetscommentaren. Daar slaan de critici op aan.
Op jullie website tref ik het volgende aan: ‘de taak van de Commissie Wetsvoorstellen van de NOB (is – AFG) om in een zo vroeg mogelijk stadium te proberen invloed uit te oefenen op de totstandkoming van regelgeving en de uitvoering daarvan, relevant voor het vaktechnische terrein waarop de belastingadviseur en de bedrijfsfiscalist, lid van de NOB, werkzaam is. Het uiteindelijke doel en streven is dat deze regelgeving uitvoerbaar is, effectief en efficiënt is, evenwichtig is, geen onnodige regeldruk veroorzaakt, zo min mogelijk terugwerkende kracht heeft, verenigbaar is met het recht in brede zin, en zo min mogelijk negatief dan wel een zo groot mogelijk positief effect heeft op het investeringsklimaat.’9 Bij eerste lezing heeft dit iets tegenstrijdigs. Jullie maken gebruik van een (redelijk algemeen) toetsingskader, wat de objectiviteit van commentaren tot op zekere hoogte kan borgen, maar willen tevens invloed uitoefenen op terreinen die relevant zijn voor de NOB-leden. Hoe verhouden deze aspecten van de NOB zich tot elkaar? Hier staat toch met zoveel woorden dat jullie een lobbyclub zijn? Ik moet bekennen dat dit ook mijn eerste indruk was. Pas bij nader inzien ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn lezing waarschijnlijk onjuist was. Het punt dat jullie in deze passage maken, is dat jullie input beperkt blijft tot gebieden waar de NOB daadwerkelijk iets vanaf weet. Klopt dat? Het lijkt me in elk geval een prima stelregel, al zou een kleine verduidelijking op de website wellicht nuttig zijn.
Het gebruik van een stevig toetsingskader zal de commentaren absoluut ten goede komen. Toch is het standpunt dat deze – in tegenstelling tot zo’n beetje elke andere tekst die ooit geschreven is – daardoor objectief zijn, onhoudbaar. Klinkt dit hard? Zo is het niet bedoeld, want zoals ik eerder al schreef: niemand heeft de waarheid in pacht. Met dit in het achterhoofd zou het onverstandig zijn om tóch de mantel van onafhankelijkheid aan te trekken, bijvoorbeeld omdat jullie je aangevallen voelen. Dat is het moment waarop de critici terecht alarm slaan. Doe het dus niet! Geef gewoon toe dat de commentaren af en toe gekleurd zijn. Binnen de veelheid aan stukken er is bovendien altijd wel iets controversieels te vinden. Misschien ben ik naïef, maar volgens mij kunnen jullie gewoon zeggen: Ja, inderdaad, de critici hebben een punt; op jaarbasis leveren wij heel veel input en hoewel we altijd zo objectief mogelijk willen zijn, zijn wij niet onfeilbaar. Wat goed dat er ook zoiets is als een fiscaal debat waarin wij vol respect dit soort punten kunnen identificeren om zo tot de best mogelijke wet- en regelgeving te komen. Nederland verdient niet minder.
(ii) Lobbyen
Dan de kwestie van lobbyen. De NOB tracht, onder meer met zijn wetscommentaren, de Nederlandse belastingwet- en regelgeving in positieve zin te beïnvloeden, maar beschouwt dit uitdrukkelijk niet als een lobbyactiviteit.10 Het gaat immers niet om politieke beïnvloeding, maar om technische input, althans dat is de gedachte. Sommige stakeholders zetten vraagtekens bij deze benadering. In 2016 schreef Oxfam bijvoorbeeld: ‘Het is niet ongebruikelijk dat vertegenwoordigers van beroepsgroepen worden geconsulteerd bij het ontwikkelen van nieuw beleid, en de kennis waarmee universiteiten en de belastingadviespraktijk het ministerie en politici voeden – onder meer via bovengenoemde commissies en netwerken – is ongetwijfeld waardevol. Maar waar ligt de scheidslijn tussen inhoudelijk, vaktechnisch advies en gekleurd advies dat een lobbydoel dient? Die is voor de buitenwereld volstrekt onduidelijk.’11
Oxfam heeft hier wel een punt. Want zeg het maar: waar ligt de scheidslijn tussen (neutraal) informeren en (gekleurd) lobbyen? Het is duidelijk dat de stakeholders, zowel in theorie als in de praktijk, hier verschillend over kunnen denken. Soms zal het gaan om onderlinge misverstanden of vooroordelen, die met behulp van openheid bestreden kunnen worden (vgl. de studentenvereniging die een open dag organiseert voor de buren). Die situaties zijn relatief simpel op te lossen. In andere gevallen spelen daarentegen echte verschillen van inzicht, bijvoorbeeld over het concept van lobbyen zelf. Ik kan dit illustreren met een voorbeeld. De NOB organiseert geregeld debatten over actuele belastingthema’s. In dit kader hebben jullie contact met politici, zoals Pieter Omtzigt en Bart Snels, die optreden als gastsprekers. Op de borrel na afloop van zo’n sessie wordt er inhoudelijk doorgepraat. De belastingadviseurs proberen met argumenten de politici van bepaalde (pro-vestigingsklimaat)standpunten te overtuigen. Is dit een lobbymoment? Sommigen zullen deze vraag bevestigend beantwoorden, zeker als het geheel plaatsvindt in – ik noem maar wat – Sociëteit De Witte of de Koninklijke Industrieele Groote Club in Amsterdam. Of de critici in dit verband gelijk hebben, is vervolgens niet zo relevant voor de discussie over hoe de NOB het vertrouwen van de andere stakeholders kan winnen. Jullie zullen Oxfam nooit overtuigen met alleen de mantra ‘wij zijn géén lobbyclub, wij zijn géén lobbyclub …’ Daar is meer voor nodig.
Misschien moeten we minder bang zijn voor het predicaat ‘lobbyen’. Er spelen nu eenmaal verschillende fiscaal-maatschappelijke belangen, en organisaties komen op voor hun eigen achterban. Ik denk dat dit past bij een vrije samenleving. Zolang alles écht transparant is (quod non, maar dat is een ander probleem), heb ik er dus vrede mee. Waar we wél een slag zouden moeten maken, is de fiscale ‘equality of arms’. Bepaalde groepen hebben de kennis of middelen niet om hun standpunten adequaat naar voren te brengen en zijn daardoor te slecht vertegenwoordigd op het lobbycircuit. Daar moet verandering in komen (en de NOB zou hierbij kunnen helpen, zie het volgende onderdeel). Het is in elk geval tijd voor een brede, inhoudelijke discussie over lobbyen. En ik zou een deprimerend welles-nietes-spelletje dan willen vermijden, zeker nu de andere stakeholders vaak eveneens streven naar invloed in Den Haag. Wat is het verschil tussen de lobby van bedrijven en de ‘advocacy’ van een organisatie als Oxfam? Wanneer is lobbyen acceptabel of zelfs wenselijk? Hier is ruimte voor een vruchtbaar gesprek.
(iii) Kennisinstituut
Het is geen geheim dat de fiscale ondersteuning van de Tweede Kamerleden op dit moment niet optimaal is. Er is te weinig kennis aanwezig over het belastingrecht, hetgeen allesbehalve bevorderlijk is voor de controlerende taak van de Kamer. Tekenend in dit verband was een opmerking van Pieter Omtzigt bij de behandeling van het Belastingplan 2022.12 Hij constateerde dat de NOB bij die gelegenheid 22 pagina’s aan vragen had ingediend en dat de héle Tweede Kamer niet verder kwam dan een povere 20 pagina’s. Terecht zag Omtzigt dit als een reden voor betere fiscale ambtelijke ondersteuning. De Tweede Kamer mag zijn controlerende taak bij belastingwetten niet ‘outsourcen’ naar (deze voorbeelden zijn van mij) een praktijkhoogleraar of een beroepsorganisatie. Ik denk niet dat iemand Omtzigt ongelijk zou geven. De oplossing is natuurlijk dat de inhoudelijke en personele fiscale capaciteit in de Tweede Kamer vergroot wordt; precies waar Omtzigt voor pleit.13 Dat is alleen geen makkelijke opgave. Met een paar nieuwe medewerkers red je het namelijk niet. Jullie wetscommentaren zijn goed omdat een grote groep topfiscalisten er samen veel tijd in steekt en daarbij kan putten uit de praktijkervaring van duizenden leden in binnen- en buitenland. Deze dynamiek laat zich niet reproduceren door overleggen tussen bijvoorbeeld de vakspecialisten van de fracties.
Eén oplossing voor dit alles is dat de NOB een ondersteunende fiscale rol krijgt voor de politiek, ongeacht de politieke kleur. Kamerleden zouden hun vragen op eenvoudige wijze kunnen voorleggen aan de specialisten zonder torenhoge kosten. Dit is een rol waarvoor de NOB als kennisorganisatie bij uitstek geëquipeerd is. Niels Boef, sinds dit jaar de voorzitter van de NOB, verwoordde dit tijdens zijn maidenspeech als volgt: ‘Sinds 2018 presenteren we ons als fiscale denktank. Een club van vele professionals die proactief meedenkt met fiscale kennis- en beleidsvraagstukken. We gaan daarin de komende tijd nog meer ambitie aan de dag leggen: de NOB kan uitgroeien tot een fiscaal kennisinstituut dat zijn gelijke niet kent. Want fiscale kennis hebben we! Van kleine onderwerpen tot grote, van nationaal tot internationaal, van wetstechniek tot uitvoeringsgevolgen: we weten er met onze 5.500 leden alles van. Wij voelen met elkaar de maatschappelijke verantwoordelijkheid om mee te praten over wetgeving, over rechtszekerheid en rechtsbescherming, welke knelpunten bestaan, over hoe fiscaliteit de maatschappij kan baten, en over de vraag hoe de belastingmix eruit zou moeten zien.’14
De wil om iets moois neer te zetten is er, maar hoe ziet dit er in de praktijk uit? De stap van ‘fiscale denktank’ tot ‘kennisinstituut dat zijn gelijke niet kent’ werpt vragen op. Het meedenkende denktank-model wordt door sommigen (terecht) gezien als een vorm van lobbyen. Dit werpt de vraag op of een eventueel kennisinstituut een voortzetting zou zijn van de denktank. Of zou een eventueel kennisinstituut een meer ‘neutrale’ (of zelfs: wetenschappelijke?)15 signatuur kunnen krijgen? Dit is een wezenlijke kwestie. Stel, de inzet van de NOB is om alle politieke partijen desgevraagd van onafhankelijke fiscale ondersteuning te voorzien. Is het kennisinstituut bereid om actief mee te schrijven aan een plan van bijvoorbeeld GroenLinks voor additionele unilaterale BEPS-maatregelen? Of blijft de ondersteuning beperkt tot algemene informatie en een dringend advies om het vestigingsklimaat niet nodeloos te ruïneren? Als de NOB zich opwerpt als een onpartijdige kennisbron, maar uitsluitend een algemene inlichtende functie heeft, kan dit tot teleurstelling leiden en jullie geloofwaardigheid zelfs ondergraven. Dit laatst geldt des te meer als jullie wél actief meewerken aan wetteksten van andere (rechtse) partijen die misschien beter passen bij de visie van de NOB.
Slot
Beste NOB, van verschillende kanten is een oproep aan jullie gedaan tot een grondige zelfreflectie over jullie maatschappelijke rol. Deze oproep zal ik niet herhalen, want ik weet dat jullie alweer sinds halverwege het vorige decennium actief aan dit vraagstuk werken. De luiken bij de NOB zijn al een paar jaar open en er zijn tal van initiatieven ontplooid rondom thema’s als ‘corporate social responsibility’ en het voorkomen van belastingontwijking. Dergelijke initiatieven worden vaak niet gezien door de rest van de wereld. Toch staan fiscaal-ethische kwesties prominent op jullie agenda, al was het maar om (drog)redeneringen van anderen te leren pareren. Of de NOB daarmee een ‘linksere’ club is geworden waag ik te betwijfelen. Van het bestuderen van fiscale ethiek word je niet per se een beter mens – wel een betere fiscalist.
Het is belangrijker dan ooit dat wij fiscalisten zoeken naar verbinding met de andere stakeholders, én met elkaar. We hoeven geen vrienden te worden – over belastingen zullen de meningen altijd verschillen –, maar er ligt wel een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de ingezakte muren en het lekkende dak van ons fiscaal bestel te helpen repareren. Wie de afgelopen jaren goed heeft opgelet, weet dat de NOB hier al een fundament voor heeft gelegd. De weg is vrijgemaakt voor samenwerking met groepen als Oxfam of SOMO, de FNV of Capabuild, de SP en zelfs GroenLinks, op zoek naar de ‘common ground’. Ondanks alle negativiteit van de afgelopen weken heeft de NOB een sleutelrol bij de wederopbouw van de Nederlandse fiscaliteit.
Tot zover mijn bespiegelingen. Bij eventuele vragen weten jullie mij te vinden.
Met vriendelijke groet,
Anna Gunn