Was vroeger alles beter? Naarmate ik ouder word, krijg ik wel meer de neiging om die vraag bevestigend te beantwoorden.
Met ingang van 1 januari 2021 bepaalt art. 6.37 Wet IB 2001 welke bevoordelingen of bijdragen niet onder een gift worden verstaan. Deze wijziging was opgenomen in de Fiscale verzamelwet 2021 (Stb. 2020, 472). Art. 6.37 onderdeel a Wet IB 2001 luidt als volgt: ‘Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder een gift niet verstaan een bevoordeling of bijdrage in contant geld.’
Een gift is iets moois. Het is een bevoordeling uit vrijgevigheid waar geen direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat. Het heeft te maken met ‘het goede doen’. Met bijdragen aan een betere wereld. De intrinsieke beloning voor een gift is uiteraard niet de belastingaftrek, maar het gegeven dat je je financieel gezien in een positie bevindt dat je het goede kunt doen.
Wat betekent dat voor mij persoonlijk? Boven dit mooie mensbeeld verschijnen langzamerhand wat donkere wolkjes. Mijn woonwijk geniet een grote populariteit bij algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) ofwel goede doelen. Het is gemiddeld gezien toch minimaal twee keer per week raak, en dan bij voorkeur tijdens het avondeten, zo ergens tussen 17.00 en 19.00 uur.
Vroeger, toen art. 6.37 Wet IB 2001 nog niet bestond, was daar altijd een veelal oudere meneer of mevrouw uit de wijk met een collectebus. Je gaf in die tijd een gift in geld; dat gaf een goed gevoel en de meneer of mevrouw was dankbaar.
Maar de collectebus bestaat niet meer en de lieve meneer of mevrouw is veelal ingeruild voor een student (man/vrouw) die voor de anbi op provisiebasis werkt. Ik krijg dan al meteen te horen dat hij/zij niets wil verkopen en dat ik geen geld hoef te geven. Laatst werd mij zelfs te kennen gegeven dat het ophalen van geld niet eens meer was toegestaan.
Nu zult u zeggen: maar er bestaat ook nog zoiets als een collectebus in de vorm van een pin-apparaatje, maar die heb ik niet of nauwelijks voorbij zien komen.
Waar het om gaat, is dat ik tegenwoordig verleid word om donateur te worden van een anbi, inhoudende dat ik niet gewoon een bedrag geef, maar dat ik een contract teken waarin staat dat er maandelijks een bepaald bedrag aan geld van mijn bankrekening wordt afgeschreven. Alleen op die manier is mijn mogelijkheid van belastingaftrek gewaarborgd. Dat kan ik één keer doen, of tien keer of twintig keer, of voor mijn part dertig keer, maar dan houdt het denk ik normaliter toch zo langzamerhand wel op. En dan ben ik dus voor de rest van mijn leven klaar met goede doelen.
Er wordt wel steeds gezegd dat ik het contract later weer kan ontbinden of herroepen, maar dat is bij deze opzet natuurlijk niet de bedoeling en is bovendien allemaal erg omslachtig.
Maar de collectanten zonder collectebus (giften in de vorm van contant geld zijn immers fiscaal niet meer aftrekbaar) blijven maar toestromen. Ik heb bij wijze van spreken al wel dertig contracten getekend. Het gevolg is dat ik tegen de collectantenstroom steeds onvriendelijker en barser word. Ik voel me door dit gedwongen donateurschap in een keurslijf gedrukt, voel me van mijn vrijheid beroofd. Ik wil zelf kunnen bepalen aan welke instelling en wanneer ik een gift doe toekomen. Maar door de focus op het donateurschap wordt het anbi-gebeuren steeds meer verzakelijkt, en dat roept bij mij weerstand op. En die arme jongen of dat arme meisje moet het dan bij mij aan de voordeur ontgelden. Die laat ik niet eens uitpraten, want ik ken het voorgeprogammeerde verhaal uit mijn hoofd. Over het goede doel, de betere wereld, enzovoort, en of ik daar maar even wel tekenen, alvorens een bedrag te hebben ingevuld.
Ik zou bijna de neiging krijgen om te zeggen: dan richt ik zelf wel een anbi op en dan kan ik zelf bepalen wat er met mijn geld gebeurt. Maar gezien de strenge wettelijke voorwaarden die aan een anbi worden gesteld, is dat bepaald geen sinecure.
Daarnaast valt in reclame-uitingen van anbi’s te bespeuren dat men zich ook meer gaat richten op nalatenschappen en dat men probeert om mensen te bewegen de anbi in hun testament op te nemen. Ook dat is te begrijpen, maar het speelt vooral de multinationals onder de anbi’s in de kaart die dergelijke dure reclamecampagnes kunnen bekostigen.
Het woord ‘terreur’ is in de titel van deze bijdrage wellicht wat provocerend gekozen. Maar als ik zie met welke zeer hoge frequentie er reclamespotjes van bepaalde anbi’s op de televisie voorbijkomen en hoeveel geld daaraan wordt besteed … Ik zou menen dat die gelden op een veel nuttiger manier voor het goede doel kunnen worden besteed dan aan die eindeloze herhaalmodus. Dat werkt wat mij betreft uiteindelijk contraproductief.
De wereld verzakelijkt, en ook de anbi-wereld verzakelijkt. De niet-aftrekbaarheid van giften in contanten leidt tot een verhoogde aandacht voor het donateurschap. Vanuit de anbi geredeneerd is het donateurschap een positieve ontwikkeling, want daarmee bind je je als donateur financieel op een structurele wijze aan een goed doel. Maar voor de gever betekent dit een verlies aan keuzevrijheid. En de druk van de anbi’s langs de deur is wat mij betreft soms wel een beetje too much.
Ik verlang terug naar die lieve meneer of mevrouw aan de deur met een collectebus, waarbij ik wat schutterig in mijn portemonnee zit te rommelen, of beter nog: naar het schaaltje op de kast in de hal graai waar altijd wat geld klaarligt, het bankbiljet oprol, in de collectebus stop, en wij beiden met een warm gevoel van elkaar afscheid nemen. Maar die tijd is helaas voorbij en die komt ook niet meer terug.