Hiervoor hebben we de rechtsontwikkelingen rondom het nemo-teneturbeginsel binnen de omzetbelasting uiteengezet. We gaan nu kijken of we parallellen kunnen trekken naar de loonheffingen.16
Art. 28a Wet LB bepaalt dat een (gewezen) inhoudingsplichtige die in een kalenderjaar of binnen vijf jaar na het einde van een verstreken kalenderjaar constateert dat hij een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen heeft ingediend, verplicht is door middel van een correctiebericht alsnog de juiste en volledige gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst (actieve correctieverplichting). De inhoudingsplichtige is binnen deze periode gehouden onvolledigheden of onjuistheden in de ingediende aangiften op eigen initiatief te corrigeren.
Op het moment dat de inspecteur onvolledigheden of onjuistheden in de aangifte ontdekt, kan hij de inhoudingsplichtige eveneens verzoeken of verplichten om met een correctiebericht de gegevens in de aangifte te corrigeren (passieve correctieverplichting). Als de inhoudingsplichtige een opgelegde correctieverplichting niet nakomt, kan de inspecteur op eigen initiatief een naheffingsaanslag opleggen ex art. 20 AWR.
Wanneer de inhoudingsplichtige onvolledigheden of onjuistheden ontdekt nadat de aangiftetermijn voor het betreffende tijdvak is verstreken, moet hij de correctie indienen bij de eerstvolgende of daaropvolgende aangifte.17 Als de inhoudingsplichtige een correctie wil c.q. moet indienen over een tijdvak van een vorig kalenderjaar nadat de aangiftetermijn van het laatste tijdvak van dat jaar is verstreken, verzendt de inhoudingsplichtige de correctie niet bij een aangifte, maar met een los correctiebericht.18 Naar aanleiding van dit bericht legt de inspecteur een naheffingsaanslag op of verleent hij een ambtshalve teruggave. Naheffing vindt doorgaans plaats in de vorm van eindheffing.19 De inhoudingsplichtige kan echter verzoeken om een op de werknemer verhaalbare naheffingsaanslag als hij voldoende gegevens aanlevert over de correcties op werknemersniveau.
Op het moment dat de inhoudingsplichtige correcties niet, niet binnen de gestelde termijn, onjuist of onvolledig indient, kan de Belastingdienst op grond van art. 28b Wet LB een bestuurlijke boete opleggen. De informatie uit het correctiebericht kan ook worden gebruikt voor de volgende boetes:
de verzuimboete ex art. 67b, lid 2, AWR;20
de verzuimboete ex art. 67c AWR; 21 en
de vergrijpboete ex art. 67f AWR.
Als de inhoudingsplichtige een eerder ingediende onjuiste aangifte verbetert voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, legt de inspecteur ex art. 28b lid 4 Wet LB jo. art. 67b AWR geen verzuimboete op voor het niet, niet tijdig of onjuist doen van aangifte. Ook de vergrijpboete ex art. 67f AWR zal op grond van par. 25 lid 8 BBBB 1998 niet meer opgelegd kunnen worden. Wel blijft het voor de inspecteur mogelijk om na correctie een verzuimboete ex art. 67c AWR op te leggen voor het feit dat de belastingplichtige door de eerdere onjuiste aangifte te weinig belasting heeft betaald. Dus ook in de loonbelasting geldt dat informatie die verplicht moet worden verstrekt, gebruikt kan worden voor het opleggen van een bestuurlijke boete.
Net als de suppletie kent het correctiebericht een twijfelachtige formele status die afhankelijk is van de inhoud van het bericht. In de wet is slechts bepaald wat het correctiebericht niet is, namelijk een bezwaarschrift.22 De systematiek van de wet volgend zou het naar onze mening slechts kunnen kwalificeren als een verzoek tot het opleggen van een naheffingsaanslag of een verzoek om ambtshalve vermindering.23 De suppletieplicht en het correctiebericht zijn beide dwingendrechtelijk van aard. Er bestaat dus – binnen de context van deze Opinie – geen verschil tussen een suppletie en een correctiebericht.