In een procedure voor Hof Amsterdam1 voert de belanghebbende aan dat zijn ‘spanning en frustratie’ over de te lange behandelduur van zijn fiscale geschil pas eindigt op het moment dat hij kennis draagt van de inhoud van de uitspraak. In zijn verzoek om toekenning van een immateriëleschadevergoeding neemt hij dan ook dat moment als eindpunt van de behandeltermijn.
Fiscale geschillen vallen buiten het bereik van de in art. 6 EVRM opgenomen waarborgen,2 zoals het recht op berechting van de zaak binnen een redelijke termijn. De Hoge Raad overweegt3 dat het rechtszekerheidsbeginsel dat mede aan art. 6 EVRM ten grondslag ligt, ook in de nationale rechtsorde algemeen aanvaard is. Om die reden moeten ook fiscale geschillen binnen een redelijke termijn worden afgedaan. Bij overschrijding van de redelijke behandeltermijn kan daarom op verzoek van belanghebbende een immateriëleschadevergoeding worden toegekend. Daarbij wordt verondersteld dat die (te) lange behandeltermijn ‘spanning en frustratie’ oproept.
Naar de Hoge Raad overweegt,4 eindigt de behandeltermijn op het moment dat de rechter uitspraak doet, ongeacht of belanghebbende op datzelfde moment kennis draagt van de inhoud van die uitspraak.
De verzoeken om toekenning van een immateriëleschadevergoeding hebben in de voorbije jaren tot veel jurisprudentie geleid. Het aantal gepubliceerde uitspraken waarin over een dergelijke vergoeding is beslist, vertoont bovendien een opgaande lijn. In de eerste vijfeneenhalf5 jaar na het arrest van 10 juni 2011 is hierover 1.088 maal geoordeeld. In de volgende vijfeneenhalf6 jaar is dit zelfs 1.977 maal. In 2022 betreft dit tot nu toe al 155 uitspraken.
In deze bijdrage wordt ingegaan op een aantal aspecten die bij de afweging voor toekenning van een immateriële schadevergoeding een rol (zouden dienen te) spelen. In dit kader is aandacht voor de duur van de behandeltermijn, bijzondere omstandigheden waardoor die redelijke behandeltermijn wordt verlengd, en de omvang van de toe te kennen immateriëleschadevergoeding. In het slot wordt betoogd dat de rechtspraak inzake immateriëleschadevergoeding wegens verondersteld ondervonden ‘spanning en frustratie’ nieuwe ‘spanning en frustratie’ oproept.