Waar de Hoge Raad zich nog niet over heeft uitgelaten, is het onderscheid dat een fase eerder, namelijk in bezwaar, in het Bpb wordt gemaakt. In eerste instantie voorzag het Bpb alleen in een proceskostenvergoeding voor de behandeling van beroep en hoger beroep, en dus niet voor de behandeling van bezwaar en administratief beroep.20 Per 12 maart 2002 is aan het Bpb toegevoegd dat een proceskostenvergoeding ook kan zien op de behandeling van bezwaar en administratief beroep.21 Het tarief per punt voor de behandeling van bezwaar en administratief beroep is daarbij gelijkgesteld met dat van de behandeling van beroep en hoger beroep, met uitzondering voor besluiten genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen, de heffing van premies en de heffing van inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw. Het tarief voor deze zaken bedraagt de helft van het voor andere zaken geldende tarief. Dit is als volgt gemotiveerd:22
‘De beslissing om te komen tot een forfaitair bedrag van € 161,09 (50% van het bedrag zoals dat geldt voor overige bestuursrechtelijke zaken) is op de volgende ervaringsgegevens van de Belastingdienst gebaseerd. De aangiften en de bezwaarschriften in fiscale zaken worden gedaan door drie onderscheiden groepen belastingplichtigen: particulieren, ondernemingen en grote ondernemingen. De eerste twee groepen belastingplichtigen vormen samen 95 tot 98% van alle belastingplichtigen. In deze gevallen hebben de bezwaarschriften voor een fors deel betrekking op (herstel van) administratieve fouten en door de inspecteur aangebrachte correcties op posten. Voorts is het zo dat het opstellen van een fiscaal bezwaarschrift meestal geschiedt door een adviseur die al bekend is met het dossier, aangezien hij vaak ook al de aangifte heeft verzorgd of bij een controle aanwezig is geweest. De externe bijstand geschiedt voornamelijk door administratiekantoren en (medewerkers van) belastingconsulenten en belastingadvieskantoren waarvoor het uurloon varieert tussen € 34,03 en € 113,45. Gemiddeld is sprake van een bedrag van € 73,50 per uur. De declarabele uren voor deze bezwaarschriften liggen tussen 0,5 en 4 uur, hetgeen gemiddeld op 2,25 uur uitkomt. Gemiddeld bedragen de kosten die door de belastingplichtigen aan externe bijstand voor bezwaarschriften worden uitgegeven derhalve: 2,25 × € 73,50 = € 165,38. Het voorgestelde forfait van € 161,09, dat een tegemoetkoming in de werkelijke kosten beoogt te zijn, komt nagenoeg overeen met de gemiddelde werkelijke kosten van € 165,38. Bij de hiervoor aangegeven berekening is gebruikgemaakt van gegevens inzake uurlonen van rechtsbijstandverleners.’
Als deze toelichting naast het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 wordt gelegd, vraag ik mij af of voor het hanteren van een ander tarief (de helft) voor – kort gezegd – belastingzaken ten opzichte van andere bestuursrechtelijke zaken (wel) een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De proceskostenvergoeding is, in de toelichting terecht wordt opgemerkt, een tegemoetkoming, maar uit deze toelichting lijkt te volgen dat gemiddeld genomen in belastingzaken de proceskosten nagenoeg volledig worden vergoed. Dat strookt niet met de praktijk. Bovendien mis ik een berekening van de gemiddelde kosten van andere bestuursrechtelijke zaken, zodat een vergelijking kan worden gemaakt.