Ook in het jaar 2022, net als in het jaar 2021, slokte box 3 weer zeer veel fiscale aandacht op. Wat dat betreft stond het jaar 2022 volledig in het teken van de naweeën van het Kerst-arrest 2021. In een op 24 december 2021 door de Hoge Raad gewezen arrest15, verwees hij box 3 naar de prullenbak wegens strijd met het EVRM (art. 1 EP) en bood meteen rechtsherstel. Daarbij refereert de Hoge Raad ook uitdrukkelijk aan het regeerakkoord van het kabinet Rutte IV waarin is aangekondigd dat een belastingheffing op basis van het werkelijke rendement nog tot het jaar 2025 op zich zal laten wachten. Dat laatste was voor ons hoogste rechtscollege kennelijk de druppel die de emmer deed overlopen. De Hoge Raad belast bij belanghebbende uitsluitend het werkelijk behaalde rendement zoals dat door de rechtbank is vastgesteld, en kan daarmee de zaak zelf afdoen zonder een verdere verwijzing naar een gerechtshof.
Vervolgens was de vraag hoe de nieuwe staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA) het rechtsherstel in de massaalbezwaarprocedure box 3 zou gaan vormgeven. Bij brief van 7 februari 2022 (NTFR 2022/170) bood de staatssecretaris de collectieve uitspraak op bezwaar aan aan de Tweede Kamer. In de uitspraak staat dat alle ruim 200.000 bezwaarschriften die bij deze massaalbezwaarprocedures horen, gegrond worden verklaard. Maar de Belastingdienst was niet in staat om in alle voornoemde gevallen een berekening te maken van het werkelijke rendement. En dus komt de staatssecretaris met een aangepast forfaitair systeem (de zogenoemde forfaitaire spaarvariant), waarbij wordt aangesloten bij het werkelijk op de peildatum aanwezige vermogen en waarbij gebruik wordt gemaakt van drie forfaitaire percentages, voor spaartegoeden en contant geld, voor de overige bezittingen en voor schulden. Voor het jaar 2022 bedragen de percentages 0,01%, 5,53% respectievelijk 2,46%.
Een en ander is inmiddels geformaliseerd in de vorm van de Overbruggingswet box 3 en de Wet rechtsherstel box 3. Dit betekent echter niet dat box 3 voor staatssecretaris Van Rij een rustig bezit zal worden in het jaar 2023.
Daar is allereerst de positie van de niet-bezwaarmakers die niet hebben deelgenomen aan de massaalbezwaaractie betreffende de jaren 2017 tot en met 2020. De Hoge Raad16 oordeelde dat de Staat voor aanslagen met een box 3-heffing die op 24 december 2021 onherroepelijk vaststaan, geen rechtsherstel hoeft te bieden door middel van een ambtshalve vermindering. Maar veel belastingplichtigen leggen zich hier niet bij neer, onder meer in de veronderstelling dat in de hiervoor aangehaalde procedure niet alle relevante mogelijke stellingen door de Hoge Raad beoordeeld zijn. Dus werden er toch massaal verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen IB 2017 bij de Belastingdienst ingediend, gezien het feit dat de mogelijkheid van de indiening van een dergelijk verzoek is beperkt tot een periode van vijf jaar en het jaar 2022 dus de laatste mogelijkheid was. Om deze stroom aan procedures te stroomlijnen heeft de staatssecretaris in overleg met de Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentbond besloten tot een massaalbezwaarplusprocedure.17 Daarnaast zegt de staatssecretaris in deze kamerbrief toe dat alle niet-bezwaarmakers met box 3-inkomen over de jaren 2017-2020 aanspraak kunnen maken op de uitkomst van een nadere uitspraak van de Hoge Raad, mocht de Hoge Raad de belastingplichtigen in een nieuwe zaak in het gelijk stellen. Zij hoeven dus geen verzoeken tot ambtshalve vermindering in te dienen. De staatssecretaris vermeldt hierbij wel dat hij geen andersluidende uitspraak verwacht ten opzichte van die van de Hoge Raad van 20 mei 2022. Een elegante oplossing van staatssecretaris Van Rij die in ieder geval voor de niet-bezwaarmakers de kou uit de lucht haalt.
Er zullen dus nog procedures worden gevoerd over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020, enzovoort. Daarbij gaat het om een aantal fundamentele vragen die door de Hoge Raad beantwoord zullen moeten worden. De hoofdvraag is uiteraard of de thans wettelijk vastgelegde spaarvariant EVRM-proof is, zowel op regelniveau als op het niveau van de individuele belastingplichtige. Daarnaast is het natuurlijk de vraag of de wetgever met de forfaitaire spaarvariant op een correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan het Kerst-arrest van de Hoge Raad. Onduidelijk is bovendien wat de Hoge Raad in dit arrest bedoelt met belastingheffing op basis van het ‘werkelijk rendement’. Omvat dit ook vermogensverliezen op bijvoorbeeld aandelen? Voor alle bezitters van aandelen kan thans inmiddels wel geconstateerd worden dat het jaar 2022 een fors negatief rendement heeft opgeleverd.