Zo nu en dan word ik gevraagd naar mijn favoriete arrest. Ik stond dan altijd een beetje met mijn mond vol tanden. Ik had namelijk nooit een favoriet arrest (net zomin als een favoriete wet overigens). Vorig jaar is dit veranderd toen de Hoge Raad het arrest uit 1883 publiceerde over het verzoek van Aletta Jacobs om op de kieslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen te worden gezet.1 Het handgeschreven arrest was tot dan toe niet makkelijk beschikbaar.2 Nu is het echter overgetypt, van een ECLI-nummer voorzien en in rechtspraak.nl gezet en dus door iedereen eenvoudig te vinden.
Dit arrest draagt allerhande interessante aspecten in zich. Het is een stap in de strijd om het vrouwenkiesrecht geweest, die weliswaar in zijn directe effect onsuccesvol was, maar wel voor discussie en debat zorgde. Het proces is uitgebreid in de vaderlandse (inclusief de overzeese) pers gevolgd.3 Het is ook een staaltje van tekst van de wet versus doel en strekking van de wet, waarbij hooggeleerde juristen zich geconfronteerd zagen met een zich op de letter van de wet beroepende vrouwelijke arts die zich niet snel van de wijs liet brengen. Nu de hoofdpersoon in deze zaak al meer dan een decennium door de pers werd gevolgd, was publiciteit feitelijk gegarandeerd. Aardig is ook dat hoofdpersoon Aletta Jacobs in haar – ook nu nog zeer prettig lezende – autobiografie zo’n 40 jaar later ook zelf heeft teruggekeken op deze gebeurtenissen.4
Bovendien speelt de fiscaliteit een niet altijd onderkende rol in de beslechting van dit debat, evenals meer algemeen in de strijd om het vrouwenkiesrecht, zeker in de Verenigde Staten en Engeland.5 Voor mij persoonlijk is de publicatie van het arrest van belang in het kader van mijn Zweedse onderzoeksproject dat zich richt op de positie van de vrouw in de belastingwetten, zowel in het heden als verleden. Dit project vond zijn oorsprong in het feit dat mijn gasthoogleraarschap in Lund in eerste instantie een door de universiteit gefinancierde positie uit Hedda Andersson’s (1861-1950) naam was, de eerste vrouwelijke studente aan de universiteit van Lund en eerste vrouwelijke arts in de regio Skåne.
Nu het dit jaar 140 jaar geleden is dat dit belangrijke arrest is gewezen en de publicatie op 13 oktober 2022 in de fiscale vakliteratuur voor zover ik heb gezien eigenlijk geen aandacht heeft gekregen,6 leek er mij voldoende reden om in deze Opinie het arrest de aandacht te geven die het verdient, ook van fiscalisten.
Het tamelijk beknopte arrest krijgt bovendien meer kleur door het in de context te plaatsen van de weg die Aletta Jacobs tot dat moment had afgelegd. Eerder had ze al door zorgvuldig de tekst van wet- of regelgeving te lezen wegen voor zichzelf weten te openen die tot dan toe alleen voor jongens en mannen openstonden. Bovendien werd zij juist om die reden al langer door de pers gevolgd. Dat journalisten haar niet altijd gunstig gezind waren in haar omwerpingen van de gevestigde orde, spreekt voor zich.
Haar daden raakten niet alleen zichzelf, maar beïnvloedden ook het leven van andere vrouwen, iets waarvan zij zich danig bewust was. In de inleiding op haar Herinneringen (p. VI) schreef ze hierover: ‘De politieke en de economische onafhankelijkheid der vrouw en het moederschap naar begeeren, zijn met mijn medewerking in ons land tot stand gekomen. Daarom zal ik, wanneer het uur van heengaan voor mij gekomen is, gerust mogen zeggen, dat ik er het mijne toe heb bijgedragen om de wereld voor de vrouwen een beetje beter achter te laten dan ik haar gevonden heb.’
Daarom laat ik mijn analyse van het arrest voorafgaan door de voorgeschiedenis, die al begint bij de vroegste jeugd van Aletta Jacobs, toen zij zich vast voornam om arts te worden.