Op 23 februari 2024 is een conclusie genomen in een zaak over de toepassing van art. 20a Wet Vpb 1969. De casus betreft een vastgoedvennootschap.1 Op het moment dat de aandelen in de vastgoedvennootschap werden verkocht, was de waarde van de vastgoedobjecten lager dan de fiscale boekwaarde. Na de aandelenverkoop verkocht de vennootschap deze vastgoedobjecten en realiseerde daardoor een fiscaal verlies. De procedure ging over de vraag of de verliesverrekeningsbeperking van art. 20a ook van toepassing is op latente verliezen die na de belangenwisseling gerealiseerd worden.
De A-G concludeert dat art. 20a ook van toepassing is op latente verliezen die na de belangenwisseling gerealiseerd worden.
In deze zaak komen twee onderwerpen aan de orde die van breder belang zijn dan slechts de toepassing van art. 20a: (1) de samenloop van het totaalwinstbeginsel en verliesverrekening; (2) het recht om op een wettekst te vertrouwen. Daarnaast kunnen kanttekeningen geplaatst worden bij de interpretatie door de A-G van de wetsgeschiedenis en van oudere jurisprudentie.