Geen verrekening van Liechtensteinse socialezekerheidspremies

Geen verrekening van Liechtensteinse socialezekerheidspremies

Gegevens

Nummer
2024/1288
Publicatiedatum
26 juli 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1032
Rubriek
Sociale Zekerheid
Relevante informatie
Art. 3.84 Wet IB 2001, Art. 6 Wet LB, Art. 10 Wet LB, Art. 11 Wet LB, Art. 31 Wet LB, Art. 31a lid 2 Wet LB, Art. 3:4 Awb

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in 2018 in Nederland. In 2018 is belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam voor A AG, gevestigd in Liechtenstein. Belanghebbende heeft zijn werkzaamheden tot 1 oktober 2018 verricht aan boord van het binnenvaartschip 1 en vanaf 1 oktober 2018 aan boord van het binnenvaartschip 2. Deze schepen varen in het stroomgebied van de Rijn en de exploitanten van deze schepen zijn in Nederland gevestigd. In hoger beroep is onder meer in geschil of belanghebbende 1) in 2018 in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen 2) de Liechtensteinse sociale zekerheidspremies (premies) kan verrekenen met Nederlandse premies volksverzekeringen. De SVB heeft aan belanghebbende een A1-verklaring gegeven voor de periode 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2019, waarbij het Nederlandse sociale zekerheidsrecht op belanghebbende van toepassing is verklaard en deze A1-verklaring is na de daar door belanghebbende tegen aangewende rechtsmiddelen in stand gebleven. De stelling van belanghebbende dat daarover vanaf 1 september 2018 anders moet worden geoordeeld omdat er vanaf die datum tevens een A1-verklaring is gegeven door het Liechtensteinse sociaalzekerheidsorgaan treft geen doel, nu dit orgaan de bezwaren tegen de Nederlandse A1-verklaring heeft ingetrokken en aan de Liechtensteinse verklaring daarom geen betekenis toekomt. Ook op grond van de Rijnvarendenovereenkomst bestaat verzekerings- en dientengevolge premieplicht in Nederland. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat zowel de inspecteur als de belastingrechter gebonden zijn aan een door de SVB gegeven A1-verklaring zolang die niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard. In dit geval staat de A1-verklaring onherroepelijk vast en is deze niet ingetrokken of ongeldig verklaard. De inspecteur heeft belanghebbende dan ook terecht verzekerd geacht voor de volksverzekeringen en in de premieheffing betrokken. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij op grond van art. 73 Toepassingsverordening recht heeft op verrekening van Liechtensteinse premies met Nederlandse premies volksverzekeringen. Een verplichting voor de inspecteur om over te gaan tot een verrekening als bedoeld in art. 73 lid 2 Toepassingsverordening ontstaat pas wanneer het bevoegde orgaan in Liechtenstein de in 2016 voor belanghebbende betaalde premies heeft overgemaakt aan het bevoegde orgaan in Nederland (Hoge Raad van 27 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1407, NTFR 2023/2573). Daarvan is hier geen sprake en dus bestaat geen recht op verrekening voor de periode 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2018 (de periode waarin Liechtenstein nog niet was toegetreden tot de Rijnvarendenovereenkomst). Voor de periode vanaf 1 september 2018 geldt dat met betrekking tot de in art. 73 lid 2 Toepassingsverordening genoemde terugbetaling van reeds in een andere lidstaat betaalde sociale zekerheidspremies, de Hoge Raad in zijn zogenoemde 10 juli-arresten (onder andere NTFR 2020/2177 en NTFR 2020/2179) heeft geoordeeld dat art. 16 en 73 Toepassingsverordening daarvoor geen rechtsgrond bieden in een geval als de onderhavige, waarin vanaf 1 september 2018 de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is.

(Hoger beroep ongegrond.)