Vennoot terecht aansprakelijk gesteld voor loonbelastingschuld van vof

Vennoot terecht aansprakelijk gesteld voor loonbelastingschuld van vof

Gegevens

Nummer
2024/1503
Publicatiedatum
16 september 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5982
Rubriek
Invordering
Relevante informatie

Belanghebbende en zijn (ex-)echtgenote zijn sinds 2003 firmanten in een vof. Na een signaal van de inspectie van SZW heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij de vof naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangifte loonheffingen gedaan in de periode 2012 tot en met 2015. In het controlerapport komt de inspecteur tot de conclusie dat niet alle gewerkte uren in de loonadministratie zijn opgenomen en dat derhalve een te laag bedrag aan loonheffingen is afgedragen. De inspecteur legt met dagtekening 25 april 2017 een naheffingsaanslag op van in totaal € 659.002. De adviseur van de vof maakt bezwaar, dit bezwaar wordt met dagtekening 20 juli 2017 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Met dagtekening 18 september 2017 zijn de vennoten van de vof aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslag van de vof. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard en vervolgens ambtshalve verminderd tot € 447.274.

In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar. Niet in geschil is dat de aansprakelijkstelling aangetekend naar het juiste adres is gestuurd. Belanghebbende dient dan het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Belanghebbende stelt dat de aansprakelijkstelling hem niet heeft bereikt. Hij stelt dat zijn zoon het stuk heeft aangenomen en getekend heeft voor ontvangst. Daarnaast stelt hij dat de handtekeningen voor ontvangst identiek zijn. Dit betekent dat slechts één keer getekend is voor ontvangst. De rechtbank oordeelt dat het ontvangstvermoeden redelijkerwijs moet worden betwijfeld. De handtekeningen voor ontvangst zijn identiek, wat erop duidt dat slechts één handtekening is gezet. Het is te betwijfelen of twee verschillende stukken zijn bezorgd, aldus de rechtbank. De aard van de aansprakelijkstelling brengt mee dat hoge eisen moet worden gesteld aan de bekendmaking. Fouten bij bezorging dienen voor risico van de ontvanger (de verzender van het stuk) te komen. Bekendmaking heeft niet op de juiste wijze plaatsgevonden, aldus de rechtbank. Dit betekent dat de beschikking pas is ontvangen per e-mail van 7 mei 2018. Hoewel dit niet aan de bekendmakingsvereisten voldoet, heeft belanghebbende de beslissing op andere wijze ontvangen en is daarom op de hoogte geraakt van de beslissing. Het beroep is gegrond en de rechtbank beslist de zaak niet terug te wijzen.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet heeft bewezen dat het niet betalen van de aanslag hem niet is te wijten. Belanghebbende is als vennoot verantwoordelijk voor dat de aanslagen van de vof tijdig worden betaald. Belanghebbende kan zich niet disculperen door te wijzen op een (eventueel) verzuim van de gemachtigde bestaande uit het niet-tijdig bezwaar maken en verzoeken om uitstel. Er is geen disculpatie en de ontvanger mocht belanghebbende aansprakelijk stellen. De aansprakelijkgestelde kan nog wel de hoogte van de naheffingsaanslag aan de orde stellen en kan daarbij feiten en omstandigheden naar voren brengen waar de rechter zich nog niet over heeft uitgelaten. De rechtbank oordeelt dat de administratie van de vof gebreken vertoont die zodanig zijn dat de loonadministratie niet kan dienen als grondslag voor de berekening van de verschuldigde loonbelasting. Een redelijke bewijslastverdeling brengt dan mee dat de ontvanger in eerste instantie kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de verschuldigde loonheffingen. De ontvanger heeft daarbij verwezen naar de door de inspecteur gemaakte schatting. Die heeft een schatting gemaakt aan de hand van aangetroffen urenbriefjes die zijn geëxtrapoleerd naar perioden waarvan geen urenbriefjes zijn aangetroffen. Een deel is tegen het anoniementarief belast en een deel tegen het normale tarief, afhankelijk of de loonbetalingen waren te relateren aan identificeerbare personen. Over de berekende loonheffing is de reeds afgedragen loonheffing in mindering gebracht. De rechtbank acht dit een gemotiveerde schatting. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het lager is, zodat de conclusie is dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dit is ook aan belanghebbende zelf te wijten. De rechtbank oordeelt dat de aanslag redelijk is geschat.

(Beroep gegrond.)