In hoog tempo zijn de afgelopen jaren de reisbewegingen van werknemers van en naar het werk in aard en omvang slecht voorspelbaar en heel divers geworden. Werkgevers worstelen met de techniek en de privacywetgeving om bij te sloffen waar hun werknemers precies uithangen. Alsof dat probleem op zichzelf al niet groot genoeg is, probeert een kennisgroep van de Belastingdienst daar nog een tandje bij te doen door oude woon-werkkoeien uit de reiskostensloot te halen. Deze kennisgroep draagt anno 2024 actief het standpunt uit dat reizen tussen het werk en een verblijfplaats alleen onbelast kunnen worden vergoed als deze binnen 24 uur plaatsvinden en sprake is van een duurzame verblijfplek. In een hieraan parallel universum opereert het ministerie van Financiën met het Belastingplan 2025. Daarmee wordt de mogelijkheid voor werkgevers flink verruimd om aan werknemers privéreizen gemaakt met het ov onbelast te vergoeden.
Sinds niet veel meer dan honderd jaar wonen werknemers lang niet altijd meer in de buurt van hun werk. Dat heeft met van alles te maken, zoals de verbeterde infrastructuur en de toegenomen welvaart. Nauw verbonden met deze ontwikkeling zijn de opvattingen over de vraag wiens aangelegenheid woon-werkverkeer is. In het algemeen zijn werkgevers bereid de kosten hiervan te vergoeden, maar meestal niet onbeperkt. Die beperkingen kunnen op verschillende gedachten rusten. Zo kan gezegd worden dat tot op zekere hoogte de kosten van woon-werkverkeer tot het reguliere bestedingspatroon van een werknemer behoren; een argument om bijvoorbeeld de eerste tien kilometer niet te vergoeden. Gebruikelijker is het om de vergoedingen bij een bepaalde reisafstand te begrenzen. Het is in het algemeen niet in het belang van een werkgever dat een werknemer al te ver van het werk woont. En vanouds worden woon-werkvergoedingen vanuit politieke motieven gebruikt om bepaald gewenst gedrag te stimuleren, meestal het laten staan van de auto. Dit laatste krijgt de laatste jaren een vlucht, aangezien het vergoedingenbeleid door de werkgever kan worden ingezet om, althans optisch, duurzaamheidsdoelen te behalen. Op dit punt worden zij, zoals hierna zal blijken, geholpen door het Belastingplan 2025. ‘Greenwashing’, hoor ik bepaalde vakbonden dan zeggen. Ik ben niet van de afdeling vakbond, maar daar hebben ze vaak wel een punt. Misschien hebben werkgevers hier ook niet allemaal om gevraagd, maar deze complexiteit halen ze zich uiteindelijk wel zelf op de hals.