Wijziging besluit Omzetbelasting. Toelichting snelle oplossingen btw

Wijziging besluit Omzetbelasting. Toelichting snelle oplossingen btw

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met een wijziging van het besluit Omzetbelasting. Toelichting snelle oplossingen btw van 13 april 2021, nr. 2021-3736 (Stcrt. 2021, 19872).

Artikel I, onderdeel C, heeft betrekking op de wijziging van onderdeel 5.1 van het besluit. In dit onderdeel wordt de ‘bredere toepassing’ van de vereenvoudigde A-B-C-regeling zoals voorgestaan in onderdeel 3.6.17.2. van de ‘Toelichting over de btw-wijzigingen in de EU met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen’ niet onderschreven door de staatssecretaris. De staatssecretaris geeft aan dat die bredere toepassing geen steun vindt in artikel 141 van de richtlijn en artikel 37c van de Wet OB. Dit standpunt wordt genuanceerd voor zover het stelt dat de bredere toepassing geen steun vindt in artikel 141 van de richtlijn.

Het antwoord van de Kennisgroep Overheid, Vrijstellingen en Internationaal, nr. KG:210:2024:3 (vereenvoudigde ABC; levering in keten), brengt mee dat het standpunt hiervoor alleen geldt als Nederland het land van bestemming van de goederen is en C (in het voorbeeld van de Toelichting aangeduid als D) niet hier is gevestigd. Artikel 37c van de Wet OB stelt namelijk als voorwaarde dat degene naar wie de heffing wordt verlegd voor de toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling in Nederland moet zijn gevestigd in plaats van zijn geregistreerd (artikel 37c, onderdeel b, juncto artikel 12, derde lid van de Wet OB). Het standpunt vormt daarmee geen belemmering voor de bredere toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling in ketens waarvan het vervoer eindigt in andere lidstaten of waarin C in NL is gevestigd (wat niet het geval is in de casus van de Toelichting, waar C is aangeduid als D). De staatssecretaris onderschrijft de voorgestane bredere toepassing voor wat betreft de interpretatie van de voorwaarden in artikel 141, onder c, van de richtlijn.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 oktober 2024.