Onderhoudsverplichtingen uit verleden zijn niet meer aftrekbaar

Onderhoudsverplichtingen uit verleden zijn niet meer aftrekbaar

Gegevens

Nummer
2024/1729
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:6744
Rubriek
Inkomstenbelasting diversen
Relevante informatie
Art. 3:4 Awb, Art. 6.3 Wet IB 2001, Art. 6.40 Wet IB 2001

Belanghebbende is in 2011 gescheiden. De afspraken met betrekking tot de echtscheiding hebben belanghebbende en de ex-echtgenote in een echtscheidingsconvenant vastgelegd. Daarin is vastgelegd dat belanghebbende de alimentatie afkoopt door betaling van drie termijnen van elk € 100.000. Tussen belanghebbende en zijn ex is geschil ontstaan over de uitvoering van het convenant. In 2018 hebben ze een vaststellingsovereenkomst gesloten. Afgesproken is dat belanghebbende betaalt aan zijn ex, € 50.000 ten titel van partneralimentatie, € 50.000 ten titel van schadevergoeding en € 15.000 als vergoeding van advocaatkosten. De betaling vindt met ingang van 1 mei 2018 plaats in maandelijkse termijnen van € 1.000.

In beroep is in geschil de hoogte van het aftrekbare bedrag aan alimentatie. Belanghebbende stelt dat dit bedrag € 233.343 is, omdat hij de kosten van de gemeenschappelijke boedel na de echtscheiding is blijven dragen, in afwijking van het convenant. De rechtbank oordeelt dat partneralimentatie als onderhoudsverplichting aftrekbaar is als rechtstreeks uit het familierecht een wettelijke verplichting volgt om periodiek uitkeringen te doen. De verplichting kan blijken uit onder meer een gerechtelijke uitspraak of echtscheidingsconvenant. Als geen wettelijke, maar een dringende morele verplichting bestaat om te voorzien in het levensonderhoud van de ander, zijn periodiek gedane uitkeringen ook aftrekbaar, mits de betaling bij een rechter kan worden afgedwongen, omdat bijvoorbeeld de verplichting is vastgelegd in een overeenkomst. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij in het jaar van geschil meer dan € 4.000 aan alimentatie heeft betaald. Dat hij mogelijk in het verleden niet om aftrek heeft verzocht betekent niet dat hij het in een later jaar alsnog mag aftrekken. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Aan de aftrek zijn expliciete voorwaarden verbonden waaraan belanghebbende, behalve de € 4.000, niet voldoet. Er is ook geen sprake van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever.

(Beroep in zoverre ongegrond.)